6.2

6.2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.2

Slide 1 - Tekstslide

Procenten
Nieuwe prijs uitrekenen bij korting

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen..
Algemene begrippen
Werken met vehoudingstabel

Slide 3 - Tekstslide

Algemene begrippen
Percentage
Geheel
Deel

Slide 4 - Tekstslide

Percentage
 “Per cent” is Frans voor “per honderd”.  Percentage is een berekening van een bepaalde hoeveelheid per 100.

Het aantal procenten van iets wordt meestal het percentage genoemd. ‘Procenten uitrekenen’ en ‘percentage uitrekenen’ betekenen dus hetzelfde.


Slide 5 - Tekstslide

Geheel
Het geheel of totaal komt overeen met 100%

Het geheel is kan per situatie anders zijn. Verschillende klassen.

Slide 6 - Tekstslide

Deel
Het deel is het getal dat we vergelijken met het geheel.

Het deel kan per situatie verschillend zijn. Verschillende klassen andere aantallen.

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Om percentages en aantallen te berekenen maken we gebruik van verhoudingstabellen. De verhoudingstabellen zien er in de basis altijd hetzelfde uit. 

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingstabel
  • Een tabel bestaat uit 2 rijen en 4 kolommen, maar het aantal kolommen kan wanneer het nodig is uitgebreid worden.
  • Zet de variabelen onder elkaar: procent staat meestal in de onderste rij en aantal (dit kan ook prijs, bedrag, gewicht, enz. zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Verhoudingstabel
  • Vul de gegevens is die je al weet.
  • Vul in de onderste of bovenste rij de 1: afhankelijk of je percentage of aantal moet uitrekenen.
  • Omdat het een verhoudingstabel is kun je met pijlen de vermenigvuldiging of deling in de tabel zetten.
  • En dan bereken je het aantal of de percentage

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Percentage en Aantallen
Percentage en aantallen berekenen. 

Dit gaan we doen aan de hand van voorbeelden. De uitkomsten van deze berekeningen gaan we gebruiken om situaties met elkaar te vergelijken

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld aantallen berekenen
In klas 2A zitten 30 leerlingen. 40% van de leerlingen heeft als hobby voetbal. 

Hoeveel leerlingen uit klas 2A heeft als hobby voetbal?

Maak een tabel en vul in wat je al weet

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

1 in de middelste kolom!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord
Er zijn dus 12 leerlingen in klas 2A die als hobby voetbal hebben.

Slide 17 - Tekstslide

In klas 2B zitten 25 leerlingen. 44% heeft als hobby voetbal. Hoeveel leerlingen zijn dit?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide