-
Samenvatting: alles bij elkaar, samenvattend, kortom.
- Reden/verklaring: want, omdat, dus, dat blijkt uit.
- Oorzaak/gevolg: daardoor, met als gevolg, vanwege.
- Opsomming: ten eerste, de volgende, verder, ook.
- Tijd: toen, intussen, later, daarna.
- Tegenstelling: maar, echter, anderzijds, integendeel.
- Voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, denk hierbij aan.
- Conclusie: dus, vandaar, concluderend.
- Voorwaarde: als, wanneer, behalve.