In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
herhaling
Slide 1 - Tekstslide
95. Wat is de sociale betekenis van netwerktechnologie?
A
Het produceren van hardware
B
Het verbinden van mensen en gemeenschappen
C
Het ontwikkelen van software
D
Het verbeteren van communicatie
Slide 2 - Quizvraag
95. Wat is de technologische betekenis van de term netwerkmaatschappij?
A
Een maatschappij die volledig onafhankelijk is van technologische netwerken.
B
Een maatschappij waar internet en draadloze communicatie onmisbaar zijn.
C
Een maatschappij waarin netwerken alleen fysieke verbindingen betreffen.
D
Een maatschappij waarin technologie geen rol speelt in communicatie.
Slide 3 - Quizvraag
96. Bartholl stelt met zijn werk kritische vragen bij de surveillancecultuur in de hedendaagse samenleving. Licht deze bewering toe en gebruik de term 'panopticum'
Slide 4 - Open vraag
97. Het werk van Allahyari bevat een dubbele boodschap. Welke stelling is onjuist?
A
Door vernietigd werk te reconstrueren maakt ze werk van Isis ongedaan
B
Door 3d software van beelden te verspreiden kunnen de beelden vaker gemaakt worden
C
Door haar werk beschermt ze het cultureel erfgoed van haar volk
D
In haar werk kan ze echt haar eigen creativiteit kwijt
Slide 5 - Quizvraag
96. Filosoof Baudrillard stelt dat we leven in een hyperrealiteit. Leg deze term uit aan de hand van een voorbeeld uit je eigen leven.
Slide 6 - Open vraag
99. Welk gaming aspect is herkenbaar in de opera 'The End'
A
2-d animaties
B
interactief
C
het publiek heeft invloed op het verloop
D
Geen rol voor muziek
Slide 7 - Quizvraag
100. Wat is geen aspect waarin tv-drama's afwijken van soaps?
A
cliffhangers
B
complexe plots
C
hoge budgetten
D
mogelijkheid meer afleveringen achter elkaar te bekijken
Slide 8 - Quizvraag
101. Wat is geen overeenkomst tussen de performances van Abramovic en de re-enactment van Deller
A
participatie van publiek
B
improvisatie is belangrijk
C
het verloop wordt ter plekke bepaald
D
het gaat vooral om beeldende kunst
Slide 9 - Quizvraag
102. Het werk van Conijn is eerder procesgericht dan productgericht. Leg uit.
Slide 10 - Open vraag
103. Theatermaker Roosen wil een ander publiek bereiken met de wijksafari's, waaruit blijkt dit?
A
Er wordt gekozen voor chique buurten
B
voorstellingen gaan over lokale onderwerpen
C
voorstellingen worden door enkel professionals gemaakt
D
voorstellingen worden in het theater opgevoerd
Slide 11 - Quizvraag
104. Wat is geen reden waarom Haring een breed publiek aanspreekt?
A
Harings cartooneske stijl oogt vriendelijk en speels.
B
Haring gebruikt een heldere, universele beeldtaal waar velen zich in kunnen herkennen.
C
Haring heeft een positieve maatschappelijke boodschap (stop aids)
D
Het werk wordt getoond in musea en galleries
Slide 12 - Quizvraag
105. 'Hybride kunstpraktijk' kan op 2 manieren uitgelegd worden. Benoem beide betekenissen en geef aan welke het meest van toepassing is op Cutecircuit en Roosegaarde.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het belangrijkste verschil tussen street art en graffiti?
A
Street art is een verzamelnaam voor kunst, graffiti een specifieke vorm
B
Streetart is meestal legaal,
Graffiti is altijd illegaal
C
Street art wordt alleen op muren gespoten,
Graffiti kan ook op andere oppervlakken aangebracht worden
D
Streetart kan met muurverf gemaakt worden.
Graffiti wordt alleen met spuitbussen gemaakt