Les 02-12-2021
1 / 25
Lesduur is: 1 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel chromosoomparen heeft een mens?
A
23
B
46
C
48
D
28
Slide 3 - Quizvraag
In welk chromosomenpaar zitten de geslachtschromosomen
A
1e paar
B
22e paar
C
23e paar
D
17e paar
Slide 4 - Quizvraag
De genen in de chromosomen bepalen je genotype
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Waarom is een eicel veel groter dan een zaadcel?
A
Dit is niet waar
B
Omdat een zaadcel zich snel moet bewegen naar de eicel
C
Omdat de eicel veel reserve voedingsstoffen heeft
Slide 9 - Quizvraag
Als een vrouw niet bevrucht wordt sterft de eicel af. Hoe lang leeft een eicel gemiddeld in de eileider?
A
Minder dan 6 uur
B
Tussen de 6 en 12 uur
C
Tussen 12 en 24 uur
D
Tussen 24 en 48 uur
Slide 10 - Quizvraag
Hoe lang blijft een zaadcel leven wanneer deze uit de bijbal komt?
A
max 1 dag
B
max 2 dagen
C
max 3 dagen
D
max 4 dagen
Slide 11 - Quizvraag
Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen soa's?
A
De pil
B
Sterilisatie
C
Condoom
Slide 12 - Quizvraag
Testosteron wordt bij mannen aangemaakt in de teelballen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Waar wordt oestrogeen aangemaakt bij vrouwen?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Eierstok
D
Vagina
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het geslacht van een mens met XX chromosomen?
A
Man
B
Vrouw
Slide 16 - Quizvraag
Als de celkernen van de eicel en zaadcel zijn samengevoegd begint de normale celdeling
A
Waar
B
Niet waat
Slide 17 - Quizvraag
In de baarmoeder ontwikkelt het kindje zich
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Hormonen dit je binnenkrijgt wanneer je de pil slikt zorgen ervoor dat het baarmoederslijmvlies te dun is voor innesteling
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Mitose is een duur woord wat 'gewone celdeling betekent'
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Een geslachtscel heeft 23 chromosomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Op 2 april is een dame haar menstruatie klaar. Op welke datum zal de ovulatie (ongeveer) plaatsvinden
A
16 april
B
12 april
C
8 april
D
9 april
Slide 22 - Quizvraag
Ovulatie en eisprong zijn twee verschillende dingen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer alle lichaamsdelen van de embryo aanwezig zijn heet het officieel een foetoes
A
Waar
B
Niet waar
