SPELLING 3.9

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 

Deze les leer je:

; hoe je de pv van zwakke werkwoorden in de     verleden tijd (v.t.) vormt. 

; hoe je het meervoud van zelfstandig                 naamwoorden (zn) spelt.  

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Spelling van de persoonsvorm (pv)

H1 Tegenwoordige tijd (pv-tt)

H2 Verleden tijd (pv-vt) van sterke werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
H1 Spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd - PV TT





ik of jij erachter
stam
(ik-vorm) 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
stam + t
(ik-vorm + t)
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
(infinitief)
wij vinden, jullie worden 

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
H2 Spelling van de persoonsvorm verleden tijd - PV VT   
                                                                                            sterke werkwoorden
infinitief
meervoud vt
enkelvoud vt
lopen
liepen
liep
varen
voeren
voer
zoeken
zochten
zocht
bespreken
bespraken
besprak
slaan
sloegen
sloeg
Schrijf zo kort mogelijk!

Slide 7 - Tekstslide

H3 Spelling van de persoonsvorm verleden tijd  
                                                                                   PV VT 
                                                                                   
De klank van de stam blijft hetzelfde!

Slide 8 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
infinitief                  stam                  ik-vorm                  ik/hij/zij/het   V.T.

stoten

krabben

bonzen

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Maak de opdrachten van 3.9:
opdr. 1, 2, 4 en 6

Stiltewerktijd

                            
                                      


                                          
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat             staat erboven? 
- lees de leertekst op blz. 188 en 189
- sla anders eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 
timer
10:00
Werk in je boek. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 14 - Tekstslide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen 

Deze les leer je:

; hoe je de pv van zwakke werkwoorden in de     verleden tijd (v.t.) vormt. 

; hoe je het meervoud van zelfstandig                 naamwoorden (zn) spelt.  

Slide 16 - Tekstslide

Terugblik
Meervoud zelfstandig naamwoorden 1

-en

-s

-'s

Slide 17 - Tekstslide

Terugblik
Meervoud zelfstandig naamwoorden 1

-en

-s

-'s

Sommige zn hebben twee vormen in het meervoud:
groenten / groentes,  gedachtes / gedachten etc.
Je schrijft er een -s achter, als: het zn eindigt op een lange klinker: shampoo / shampoos of als de letter een accent heeft:             cafés 
 café /
Als het zn eindigt met Ik hOU vAn Y's - die je met 1 letter schrijft.

Slide 18 - Tekstslide

Meervoud ZN 2
Woorden die eindigen op -ie met de klemtoon op -ie schrijf je in het meervoud met -ieën    
                kopieën, categorieën, strategieën, drieën ...  

Woorden die eindigen op -ie zonder klemtoon op -ie schrijf je in het meervoud op -iën    
                koloniën, bacteriën, oliën, poriën ...     





Slide 19 - Tekstslide

Meervoud ZN 2
Sommige woorden hebben een meervoud op  -iën en op -s
                compagnieën - compagnies,  galerieën - galeries

Woorden die eindigen op -ee, krijgen in het meervoud -ën
                zee - zeeën, fee - feeën, idee - ideeën 

Slide 20 - Tekstslide

Meervoud ZN 2
Leenwoorden uit het latijn op -um hebben soms twee meervoudsvormen: hun oorspronkelijke op -a en een vernederlandste meervoudsvorm -ums      
                museum - musea / museums     
                datum - data / datums 

Woorden die eindigen op -cus, krijgen in het meervoud -ici
                academicus - academici, politicus - politici , technicus - technici

Slide 21 - Tekstslide