Spelling 3.5 en 4.5

Spelling 3.5 en 4.5 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling 3.5 en 4.5 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Terugblik 3.4 en 4.4
Huiswerk bespreken 
Lesdoelen
Aan de slag met 3.5

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je wat sterke werkwoorden zijn en hoe je deze in de zin gebruikt. 

Aan het eind van de les weet je hoe je het meervoud van zelfstandig naamwoorden schrijft. 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik 3.4
Door middel van een aantal vragen test ik jullie kennis van 3.4
PV
WG
O
LV
Zinsdelen/zinsdeelstrepen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Deze week won James weer
A
Won
B
James

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Nu had de man een miljard dollar gewonnen
A
Man
B
Had
C
Gewonnen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Op Koningsdag heeft Brahim zijn games verkocht

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Op het drukke kruispunt is een man gevallen.
A
Is
B
man
C
Een man

Slide 8 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om achter het LV te komen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Hij wilde graag de bruiloft van zijn zoon meemaken
A
Hij
B
wilde
C
de bruiloft
D
meemaken

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen in deze zin.
Het liefst eten mijn broertje en ik zelfgemaakte pizza. Doe het zo: pv = .. wg =

Slide 11 - Open vraag

Sterke ww in de verleden tijd
Een zin kan in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt staan. 
De tegenwoordige tijd vertelt jou wat er NU gebeurt: De docente legt uit over spelling
De verleden tijd geeft aan wat er eerde gebeurde: de docenten legde uit over spelling

Slide 12 - Tekstslide

Sterke ww in de verleden tijd
Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. 
Je noemt deze werkwoorden sterke werkwoorden. 
Ik lig in de zon (tegenwoordige tijd)
Ik lag in de zon (verleden tijd, het ww verandert van klank)

Slide 13 - Tekstslide

Sterke ww in de verleden tijd
Ik zit op de bank 
Ik zat op de bank 

Ik loop door de straat 
Ik liep door de straat

Slide 14 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het ww in
Gisteren ... (fluiten) de vogels zo hard

Slide 15 - Open vraag

PV verleden tijd
Vul in op de puntjes
Vanmorgen ... (komen) deze leerlingen te laat

Slide 16 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord: meervoud op -en
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor mensen, dieren, dingen of planten (zie 4.4)
Bijna alle zelfstandig naamwoorden kun je in het meervoud zetten. 
Bij veel zelfstandig naamwoorden zet je daar dan -en achter. 

Slide 17 - Tekstslide

ZN in het meervoud
De leerling - de leerlingen
het boek - de boeken 

De kat - de katten 
de muur - de muren 
de neus - de neuzen

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf het meervoud van onderstaande woorden op.
1. huis. 2. gitaar. 3. glas

Slide 19 - Open vraag

Vervolg
Basis en kader: log in op Magister, kies voor leermiddelen en maak 3.5 

TL; voor jullie volgt nog wat extra uitleg 

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoorden in de verleden tijd
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. 
We noemen ze ook regelmatige werkwoorden; ze krijgen de uitgang -te(n) of -de(n)
Je gebruikt -te(n) als de stam van het werkwoord eindigt op de medeklinkers: t, k, f, s, ch, p of x. Je kent dat misschien als 'T kofschip X. 

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeelden
Hele ww
PV enkelvoud tt +te / de
PV meervoud + ten / den
fiets
fiets-te
fiets-ten
bonzen
bons-de
bonsden
relaxen
relax-te
relax-ten

Slide 22 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoorden
Zoals je net bij de basis en kaderleerlingen hebt gehoord: een ZN kan -en in het meervoud krijgen (muren, boeken), maar ook eindigen op 's of s (baby's / stations). 

Zelfstandige naamwoorden op -ie / -ee
Als de klemtoon op de laatste lettergreep met -ie ligt, schrijf je 
-ën. Knie wordt knieën. 

Slide 23 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoorden
Ligt de klemtoon niet op -ie? Dan schrijf je "n. Bijvoorbeeld bacterie, dit wordt dus bacteriën of kolonie wordt koloniën. 

De trema komt op de eerste letter van de nieuwe lettergreep, daar waar de klank verandert. 
eindigt een woord op -ee? Dan krijgen de woorden -ën erachter: zee wordt zeeën, idee wordt ideeën. 

Slide 24 - Tekstslide

Woorden uit het Latijn
Woorden die afkomstig zijn uit het Latijn en eindigen op -um, krijgen in het meervoud -a. 
Museum --> musea, datum wordt data. 

Het meervoud met -s mag ook: museums, datums.
Latijns woorden als politicus --> politici, technicus --> technici

Slide 25 - Tekstslide

Aan het werk
Basis: je maakt online opdracht 1 tot en met 12 van 3.5.
Kader: je maakt online opdracht 1 tot en met 12 van 3.5.

Slide 26 - Tekstslide