Genotmiddelen, verslaving en ontwenningsverschijnselen

Genotmiddelen, verslaving en ontwenningsverschijnselen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Genotmiddelen, verslaving en ontwenningsverschijnselen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat genotmiddelen zijn, wat verslaving is en wat ontwenningsverschijnselen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen begrijpen.
Wat weet jij al over genotmiddelen, verslaving en ontwenningsverschijnselen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn genotmiddelen?
Genotmiddelen zijn stoffen die we gebruiken om ons lichaam te prikkelen en ons een goed gevoel te geven.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat genotmiddelen zijn en geef voorbeelden van genotmiddelen zoals alcohol, tabak en drugs.
Hoe werken genotmiddelen?
Genotmiddelen werken door de hersenen te stimuleren om dopamine vrij te geven, wat een gevoel van plezier en beloning geeft.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe genotmiddelen werken en waarom ze verslavend kunnen zijn.
Wat is verslaving?
Verslaving is een chronische ziekte waarbij iemand niet langer controle heeft over zijn of haar gebruik van genotmiddelen en het gebruiken ervan een negatief effect heeft op het leven.

Slide 6 - Tekstslide

Definieer verslaving en bespreek waarom het een probleem kan zijn.
Hoe ontstaat verslaving?
Verslaving kan ontstaan door genetische, omgevings- en psychologische factoren.

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf de factoren die bijdragen aan het ontstaan van verslaving.
Wat zijn ontwenningsverschijnselen?
Ontwenningsverschijnselen zijn symptomen die optreden wanneer iemand stopt met het gebruiken van genotmiddelen na langdurig gebruik.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat ontwenningsverschijnselen zijn en waarom ze kunnen optreden bij mensen die proberen te stoppen met het gebruik van genotmiddelen.
Voorbeelden van ontwenningsverschijnselen
Voorbeelden van ontwenningsverschijnselen zijn angst, depressie, slapeloosheid, misselijkheid en tremoren.

Slide 9 - Tekstslide

Geef voorbeelden van ontwenningsverschijnselen die kunnen optreden bij mensen die proberen te stoppen met het gebruik van genotmiddelen.
Hoe kan verslaving worden behandeld?
Verslaving kan worden behandeld met behulp van therapie, medicatie en ondersteunende groepen.

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf de behandelingsopties voor verslaving en bespreek hoe mensen hulp kunnen krijgen als ze verslaafd zijn aan genotmiddelen.
Wat kun je doen om verslaving te voorkomen?
Om verslaving te voorkomen, is het belangrijk om verantwoordelijk om te gaan met genotmiddelen en te weten wanneer je moet stoppen.

Slide 11 - Tekstslide

Beschrijf manieren waarop mensen verslaving kunnen voorkomen door verantwoordelijk om te gaan met genotmiddelen en gezonde copingstrategieën te ontwikkelen.
Samenvatting
Genotmiddelen kunnen verslavend zijn en het stoppen met het gebruik van genotmiddelen kan leiden tot ontwenningsverschijnselen. Verslaving is een chronische ziekte die kan worden behandeld met therapie, medicijnen en ondersteunende groepen.

Slide 12 - Tekstslide

Vat de belangrijke informatie uit de les samen en bespreek eventuele vragen die de leerlingen nog hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.