In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Leven in een industriestad (1.2)
Paragraaf 1.2
18-09-2024
Veenendaal. P
Boek en laptop op tafel (dicht)
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen
Herhaling 1.1
Uitleg 1.2
Zelfstandig werken
Filmpje
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders beschrijven
Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij en de middenklasse beschrijven
Ik kan een belangrijk economisch idee en een belangrijk politiek idee noemen van liberalen in de 19e eeuw
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling 1.1
Laptop open en inloggen op LessonUp
Slide 5 - Tekstslide
Waarom verdween huisnijverheid? (1)
A
Door de komst van fabrieken
B
Doordat mensen geen zin meer hadden
C
Er was een tekort aan wol en katoen
D
Mensen thuis kochten machines om het werk te doen
Slide 6 - Quizvraag
Wat deden de meeste mensen qua werk voordat er fabrieken waren? (1)
Slide 7 - Open vraag
Noem twee oorzaken van de industrialisatie in Groot-Brittannië (2)
Slide 8 - Open vraag
Bedrijf waar met machines grote hoeveelheden producten worden gemaakt.
Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen.
De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan.
Grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen aan het eind van de 18e eeuw en in de 19e eeuw.
Economisch systeem waarbij alles draait om winst maken. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers.
Fabrieken
Huisnijverheid
Industriële revolutie
Industrialisatie
Kapitalisme
Slide 9 - Sleepvraag
Vul de gaten in, mag met boek 'De industrialisatie begon in (1). De eerste oorzaak hiervan was een aantal vernieuwingen in de (2). Verder bleef men door betere hygiëne langer leven en daardoor was er meer kleding nodig. Een derde reden was dat Britse ondernemers gemakkelijk aan (3) konden komen voor de fabrieken.'
Slide 10 - Open vraag
Noem twee gevolgen van de industrialisatie in de 19e eeuw (3)
Slide 11 - Open vraag
Welke van de onderstaande is géén gevolg van de industriële revolutie
A
Er ontstond een nieuwe groep mensen in de samenleving: de arbeiders
B
Het landschap veranderde sterk: er kwamen fabrieken, spoorwegen en kanalen
C
Veel mensen zochten naar werk en trokken naar de stad, dit heet verstedelijking
D
Door de industriële revolutie werd de gemiddelde mens een stuk rijker
Slide 12 - Quizvraag
Lezen in stilte 1.2
Klaar? Maken opdracht 1 t/m 11
('h'vragen zijn alleen voor Havo leerlingen)
timer
10:00
Slide 13 - Tekstslide
Politiek-bestuurlijk
Alles wat te maken heeft met hoe in een land de macht verdeeld is, hoe het bestuur georganiseerd is en hoe wetten gemaakt en gecontroleerd worden
Slide 14 - Tekstslide
Sociaal
Alles wat te maken heeft met de verschillen tussen groepen mensen in rijkdom, macht en aanzien
Slide 15 - Tekstslide
Economisch
Alles wat te maken heeft met de bestaansmiddelen van mensen en de manier waarop ze de opbrengsten verdelen
Slide 16 - Tekstslide
Cultureel
Alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen, hun gewoontes, hun geloof, kunst en wetenschap
Slide 17 - Tekstslide
Werk- en leefomstandigheden van arbeiders (1)
Lange werkdagen, nachtdiensten
Lage lonen
Vrouwen en kinderen ook werken
Gevaarlijk en ongezond
Geen wetten om arbeiders te beschermen
Leefomstandigheden arbeiders ook slecht: rook, geen riool, geen stromend water en ziektes
Slide 18 - Tekstslide
Werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij (2)
Rijke burgerij in de buitenwijken
Hygiëne was beter, gezond water en voedsel
Gegoede burgerij: een groep mensen met veel geld of bezittingen, zoals fabriekseigenaren
Hieronder middenklasse: winkeliers, docenten en kantoorpersoneel
Kinderen gingen naar school, vrouwen werkten niet
Slide 19 - Tekstslide
Liberalisme (3)
Verschil leefomstandigheden en gegoede burgerij groot
Regering (politiek) bestond uit liberalen (politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers)
Regering moest zich niet bemoeien met de economie (kapitalisme)
Fabriekseigenaren bepaalden zelf prijzen en lonen: geen last hebben van regels
Slide 20 - Tekstslide
Liberalisme (3)
Idee van kapitalisme: slechte bedrijven gaan vanzelf failliet
Goede bedrijven verkopen veel en maken winst
Liberalen = vrijheid
Liberalen wilden dat alle mensen dezelfde grondrechten kregen, maar geen kiesrecht
Alleen rijke mensen zouden genoeg verstand hebben om te mogen stemmen
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Zelfstandig werken
1.2: opdracht 1 t/m 11 (hw)
Lezen: paragraaf 1.2 blz 27 t/m 34
Maken: paragraaf 1.2 opdracht 1 t/m 11
(Magister to do)
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Leerdoelen
Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders beschrijven
Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij en de middenklasse beschrijven
Ik kan een belangrijk economisch idee en een belangrijk politiek idee noemen van liberalen in de 19e eeuw