Hoofdstuk 2 inkoopprijs en verkoopprijs 1E

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 1

Financiën en administratie  

Hoofdstuk 2 - inkoopprijs en verkoopprijs

Planning 

• Stellingen  
• Instructie H2 
• Opdrachten klassikaal 
• Zelfstandig werken Opdrachten 2.01 t/m 2.25    

Stellingen 

1. De inkoopfactuurprijs = Inkoopprijs van producten/diensten zonder de BTW. 
2. Verkoopprijs exclusief BTW= Inkoopprijs + brutowinst 
3. De letters van BTW voor Belasting Toegevoegde Waarde; belasting over de winst van een product/dienst.
4.  Iemand verzendt goederen naar het buitenland en past het lage btw-tarief toe op de verzending van zijn goederen

Van de inkoopprijs naar consumentenprijs:  

Netto inkoopprijs

+ Brutowinst

= Netto verkoopprijs

+ BTW

Consumentenprijs   

Brutowinstmarge

Netto inkoopprijs	60%	100% - X%
+Brutowinstmarge	+ 40%	X%
Nettoverkoopprijs	100%	100%

Bij brutowinstmarge is de netto verkoopprijs ALTIJD 100%

De netto inkoopprijs is ALTIJD minder dan 100%

Brutowinstopslag

Netto inkoopprijs	100%	100%
+Brutowinstopslag	+ 10%	X%
Nettoverkoopprijs	110%	100% + X%

Bij brutowinstopslag is de netto inkoopprijs ALTIJD 100%

De nettoverkoopprijs is ALTIJD meer dan 100%

Opdracht 1

De inkoopprijs van een product is € 20 euro. De brutowinstmarge 30%. Wat is de verkoopprijs?

Antwoord 1

Netto inkoopprijs	€20	70%
+Brutowinstmarge	€8,57	30%
Nettoverkoopprijs	€28,57	100%

Bij brutowinstmarge is de netto verkoopprijs 100%

Opdracht 2

Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het product bedraagt € 40,-.                          Bereken de verkoopprijs 

Antwoord 2:

Netto inkoopprijs	€40	100%
+Brutowinstopslag	€20	50%
Nettoverkoopprijs	€60	150%

Bij brutowinstopslag is de netto inkoopprijs = 100% 

Zelfstandig werken 

2.01 t/m 2.25

Blz. 43