KUBV - Havo 4 - periode 2

Leg je 
Ipad dicht,
tekstboek
en werkboek 
op tafel
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunst algemeenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leg je 
Ipad dicht,
tekstboek
en werkboek 
op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Theorieles - kunsthistorische context
Herhaling begrippen


Vandaag
Voorkennis - herhalen



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 3 - Tekstslide

Instructie
Stijl =
de betekenis gegeven die wordt gekenmerkt door een tijdsperiode
Zo worden bijvoorbeeld de 19e en 20e eeuw bestempeld als modern. En de periode na 1945 als postmodern

BAROK (1600-1750)
DE ROMANTIEK (1790-1850)
REALISME (1830-1875)
IMPRESSIONISME (1875-1910)
POINTILISME (1885-1900)
SYMBOLISME (1888-1896)
JUGEND STILL & 
ART Nouveau (1880-1914)
KUBISME (1907-1914)

Slide 4 - Tekstslide

Instructie
Stromingen =
 een (kunst)fase die kenmerkend is voor een bepaalde groep, periode en plaats in de kunstgeschiedenis Kenmerken van de kunststromingen zijn gelijkwaardige stijlen en ideeën in de culturele ontwikkeling Kunststromingen kunnen overvloeien in een of meerdere andere stromingen

Middeleeuwse kunst
romaanse kunst (1000-1200) 
Renaissance (1400-1600) 
vroegrenaissance (ca 1400 - 1500) 
Barok (1600 - 1750)
Rococo (1720 - 1775)
Classicisme (1750 - 1850)
Romantiek (1800 - 1848) 
Neo-Romanticisme (1915 - 1950)
Realisme (1830 - 1870) 
Impressionisme (1860 - 1890

Slide 5 - Tekstslide

Instructie
De context = 
De totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt

Kunsthistorische context =
Gemotiveerde doeleinden ontstaan ​​meestal vanuit de historische context van het kunstwerk. Deze context bestaat uit een veelheid aan verschillende factoren, waaronder de sociale, politieke, economische en culturele omstandigheden van die periode; de ​​opdrachtgevers van de kunstenaar; en het beoogde publiek van de kunstenaar 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is stijl?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn stromingen?

Slide 8 - Open vraag

Wat is (kunsthistorische)context?

Slide 9 - Open vraag

Wat is 3D-animatie?

Slide 10 - Open vraag

Wat is absolute muziek

Slide 11 - Open vraag

Wat is abstract

Slide 12 - Open vraag

Wat is abstract expressionisme

Slide 13 - Open vraag

Wat is absurdistisch theater

Slide 14 - Open vraag


Theorieles - kunsthistorische context
Nieuwe begrippen




Hoofdstuk 8
Vandaag
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 15 - Tekstslide

Wat is blues?

Slide 16 - Open vraag

Wat is collage?

Slide 17 - Open vraag

Wat is boogiewoogie?

Slide 18 - Open vraag

Wat is dada

Slide 19 - Open vraag

Wat is grammofoonplaat

Slide 20 - Open vraag


Theorieles - kunsthistorische context





Hoofdstuk 8
Vandaag
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 16: Bekijk V834.
Dit is een iets later moment uit de film. Nadat Bessie Smith har blues heeft gezongen, zit ze alleen aan de bar. Het publiek danst en de overspelige echtgenoot komt terug. De muziek is inmiddels overgestapt op de stride syle. Deze muziek houdt het midden tussen ragtime en swing. Jazz geeft aanleiding tot een vrije manier van bewegen. Noem twee redenen waarom de muziek die in dit fragment wordt gespeeld deze manier van dansen stimuleert.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Opdracht 16: Bekijk V834.
Dit is een iets later moment uit de film. Nadat Bessie Smith har blues heeft gezongen, zit ze alleen aan de bar. Het publiek danst en de overspelige echtgenoot komt terug. De muziek is inmiddels overgestapt op de stride syle. Deze muziek houdt het midden tussen ragtime en swing. Jazz geeft aanleiding tot een vrije manier van bewegen. Noem twee redenen waarom de muziek die in dit fragment wordt gespeeld deze manier van dansen stimuleert.

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 17: W.C. Handy staat aan de basis van de blues rage die heerst in de grote Amerikaanse steden tussen de twee wereldoorlogen. Hij maakt verschillende arrangementen voor St. Louis Blues, ook versies waarop een nieuwe dans, de foxtrot, gedanst kan worden. Beluister: V835. Dit is een dansbare versie van St. Louis Blues door Ella Fitzgerald en Chick Webb in de Savoy Ballroom uit 1939. Beargumenteer waarom het voor Handy van commercieel belang is dat de St. Louis Blues in de ballrooms gespeeld wordt

Slide 25 - Open vraag

Opdracht 18:
Naast bewondering - deze film is een inspiratiebron voor latere videoclips - is er ook veel kritiek op deze korte film. De film wordt door een aantal critici racistisch en vrouwonvriendelijk genoemd. Geef voor beide punten van kritiek een argument

Slide 26 - Open vraag



Opdracht 19: Veel beeldende kunst in de eerste helft van de twintigste eeuw wordt abstract. Noem twee aspecten van abstracte beeldende kunst die aansluiten bij het modernisme.
Lees pagina 178-187 in je tekstboek

Slide 27 - Open vraag

Opdracht 20: Bekijk: V817. Buster Keaton komt uit de wereld van variéte -shows. zijn films zitten nog vol met voor het publiek herkenbare stunts en pantomime. Verklaar voor zowel stunts als pantomime waarom deze ook goed aansluiten bij de stijl van de vroege film.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

Opdracht 20: Bekijk: V817. Buster Keaton komt uit de wereld van variéte -shows. zijn films zitten nog vol met voor het publiek herkenbare stunts en pantomime. Verklaar voor zowel stunts als pantomime waarom deze ook goed aansluiten bij de stijl van de vroege film.

Slide 30 - Open vraag

Opdracht 21: Bekijk V818, V819, V20 en 826 Beschrijf op welke wijze Walter Rutterman, Ferdinand Léger, George Antheil en Hannah Höch in hun werk 'montage' toepassen.

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Opdracht 21: Bekijk V818, V819, V20 en 826 Beschrijf op welke wijze Walter Rutterman, Ferdinand Léger, George Antheil en Hannah Höch in hun werk 'montage' toepassen.

Slide 35 - Open vraag

Opdracht 22: Swing; vooral populair als dansmuziek. Charleston en Lindy hop zijn voorbeelden van deze swing-dans. Bekijk: V822, dit is een fragment uit de speelfilm Helzapoppin, waarin professionele dansers optreden. Dit fragment een beeld hoe Lindy hop door het gewone publiek werd gedanst.
Leg aan de hand van twee aspecten van deze dans uit, waarom hij als onzedelijk gezien werd?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Video

Opdracht 22: Swing; vooral populair als dansmuziek. Charleston en Lindy hop zijn voorbeelden van deze swing-dans. Bekijk: V822, dit is een fragment uit de speelfilm Helzapoppin, waarin professionele dansers optreden. Dit fragment een beeld hoe Lindy hop door het gewone publiek werd gedanst.
Leg aan de hand van twee aspecten van deze dans uit, waarom hij als onzedelijk gezien werd?

Slide 38 - Open vraag

Opdracht 23: Futurisme is een stroming in de kunsten die tussen 1909 en 1925 vooral in Italië flink aan de weg timmert. Noem drie algemene kenmerken van het futurisme.

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide



Hoofdstuk 8
Volgende les
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Maak een kunstwerk 
dat past bij Cultuur 
van het moderne




Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij een 
passend kunstwerk maken en dit onderbouwen


Slide 41 - Tekstslide



Hoofdstuk 8
Volgende les
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Maak een kunstwerk dat past bij 
Cultuur van het moderne




Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij een passend kunstwerk maken en dit onderbouwen


Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide



Hoofdstuk 8
Vandaag
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Maak het kunstwerk af 
& analyse dat past bij Cultuur van het moderne




Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij een 
passend kunstwerk maken en dit onderbouwen


Ook inleveren foto van kunstwerk en analyse op de ELO:
Beeldende opdracht thema 2 - periode 2 (H4kubvpo2) (kunstwerk en analyse)

Slide 45 - Tekstslide