5.4 Adjectives and adverbs

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to learn today?
- What are adjectives and adverbs?
- When and how do you use them?

Slide 2 - Tekstslide

Look at these sentences.
What is the difference?
It is a beautiful day.
That is a wonderful movie.
This test is easy

She plays the piano beautifully
They directed that movie wonderfully
I can do it easily.

Slide 3 - Tekstslide

Adjectives


- Bijvoegelijk naamwoord
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun)
- Beschrijft een mens of een ding.

The orange car



Slide 4 - Tekstslide

Adjectives


That is a wonderful movie 



Noah is an excellent student

Slide 5 - Tekstslide

What is the adjective?
They live in a beautiful house.
A
beautiful
B
live
C
They
D
house

Slide 6 - Quizvraag

What is the adjective?
Ben is an adorable baby.
A
baby
B
Ben
C
is
D
adorable

Slide 7 - Quizvraag

What is the adjective?
He writes meaningless letters.
A
writes
B
meaningless
C
he
D
letters

Slide 8 - Quizvraag

What is the adjective?
Simon is a good friend of mine.

Slide 9 - Open vraag

What is the adjective?
The dog found a large stick.

Slide 10 - Open vraag

Adverbs
- Bijwoord
- Je kunt vaak van een adjective een adverb maken door er -ly
                             beautiful - beautifully
- Beschrijft:
             1. een werkwoord
             2. een bijvoegelijk naamwoord (adjective)
             3. een ander adverb (bijwoord)
             4. de hele zin

Een paar voorbeelden:

Slide 11 - Tekstslide

Adverbs
Beschrijft een werkwoord (verb)

My sister walked in proudly.


My mother sings beautifully


Soms kan het helpen om te denken: hoe? 
Adverbs die iets zeggen over een werkwoord komen het meest voor. 

Slide 12 - Tekstslide

Adverbs
- Beschrijft het een zelfstandig naamwoord (adjective)

                           This is a terribly dark room

- Beschrijft een ander adverb

                           They reacted very angrily.

- Beschrijft een hele zin

                            Luckily, the bus was on time

Slide 13 - Tekstslide

What is the adverb?
My granny drives carefully.
A
carefully
B
drives
C
granny
D
my

Slide 14 - Quizvraag

What is the adverb?
That is an amazingly big building
A
building
B
big
C
amazingly
D
that

Slide 15 - Quizvraag

What is the adverb?
Unfortunately, I lost my keys.
A
lost
B
keys
C
I
D
unfortunately

Slide 16 - Quizvraag

Een overzicht
Adjectives (bijv. nw)
Adverbs (bijwoorden)
Zelfstandig naamwoord
werkwoord (verb)
bijvoegenlijk naamwoord
bijwoord
Zin

Slide 17 - Tekstslide

Een overzicht
Adjectives (bijv. nw)
Adverbs (bijwoorden)
Zelfstandig naamwoord
werkwoord (verb)
bijvoegenlijk naamwoord
bijwoord
Zin

Slide 18 - Tekstslide

What is the adverb?

I am extremely happy in my job.

Slide 19 - Open vraag

What is the adjective?

He has a remarkably loud voice.

Slide 20 - Open vraag

What is the adverb?

Slowly he began to understand.

Slide 21 - Open vraag

What is the adjective?

That is an incredibly sweet cat.

Slide 22 - Open vraag

Could you explain to difference between adverbs and adjectives to someone else?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll