1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Vb. A beautiful car. ("beautiful" zegt iets over "the car".)
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je ook na vormen van de werkwoorden:
be (He is kind)
sound (The music sounds fantastic)
taste (The chicken tastes delicious)
smell (The flowers smell good)
look (That jacket looks gorgeous)
feel (She feels sad)
Vb. He looks beautiful. ("beautiful" zegt iets over "looks".)