Werkwoordspelling + werkwoordsvormen
1 / 20
Lesduur is: 16 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vriendelijk (glimlachend) feliciteerde de directeur gisteren zijn chef.
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonsvorm verleden tijd
Slide 2 - Quizvraag
Vriendelijk glimlachend (feliciteerde) de directeur gisteren zijn chef.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonsvorm verleden tijd
Slide 3 - Quizvraag
Niemand vermoedde dat de gevangene door het riool zou (ontvluchten).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
infinitief
Slide 4 - Quizvraag
Niemand (vermoedde) dat de gevangene door het riool zou ontvluchten.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm verleden tijd
D
infinitief
Slide 5 - Quizvraag
Waarom heb je me niet (gewaarschuwd) dat we te laag verzekerd zijn.
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 6 - Quizvraag
Waarom heb je me niet gewaarschuwd dat we te laag (verzekerd) zijn.
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Quizvraag
De (verplichte) rekentoets wordt wellicht nooit definitief ingevoerd.
A
voltooid deelwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
persoonsvorm verleden tijd
Slide 8 - Quizvraag
De verplichte rekentoets (wordt) wellicht nooit definitief ingevoerd.
A
voltooid deelwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
persoonsvorm verleden tijd
Slide 9 - Quizvraag
De verplichte rekentoets wordt wellicht nooit definitief (ingevoerd).
A
voltooid deelwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
persoonsvorm verleden tijd
Slide 10 - Quizvraag
Mijn zus (reageert) altijd zeer geërgerd, als je haar rust verstoort wanneer ze studeert.
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm verleden tijd
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
infinitief
Slide 11 - Quizvraag
Mijn zus reageert altijd zeer geërgerd, als je haar rust (verstoort) wanneer ze studeert.
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm verleden tijd
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
infinitief
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Op het perron (wachten) gisteravond veel reizigers tevergeefs op de intercity uit Leeuwarden.
Slide 14 - Open vraag
De intercity was door de hevige sneeuwval bij Meppel (stranden).
Slide 15 - Open vraag
Een rattenvanger heeft de ratten (verdelgen).
Slide 16 - Open vraag
(Worden) je zus echt gepest omdat ze zich een beetje afwijkend kleedt?
Slide 17 - Open vraag
Ik (vermoeden) dat de haven van deze stad in de komende jaren verzandt.
Slide 18 - Open vraag
Bij Noordwijk is een (bloeden) orka aangespoeld.
Slide 19 - Open vraag
Gisteren (verrassen) mijn moeder mij met een etentje.
