start leesvaardig icm schrijfvaardig P1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom! Fijne vakantie gehad?

Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Vandaag:

- Objectieve teksten en subjectieve teksten.

 Aan het eind van deze les weet je wat het is en herken je het  verschil.

- Woordenschat

Objectieve tekst

- feiten (controleerbaar)

- schrijver op de achtergrond

Doel: de lezer informeren of
            iets uitleggen

Subjectieve tekst

- mening van de schrijver

- persoonlijke woorden (spannend, goed, leuk, saai, dat moet je doen, ik vind dat...)

- schrijver treedt naar voren

Doel: de lezer overtuigen / na laten denken / in actie laten komen.

Objectieve of subjectieve tekst?

1. nieuwsbericht

2. recensie

3. reclametekst

4. tekst uit je biologieboek

5. recept voor appeltaart

6. gebruiksaanwijzing voor het in elkaar zetten van een kast

7. klachtenbrief

Opdracht lesboek

WAT? Je leest onderstaande teksten globaal door.

EN DAN? Je bepaalt per tekst of deze objectief of subjectief is.

                    Je legt ook uit waarom.

HOE? In je opdrachtenschrift noteer je je antwoorden.

TIJD? 10 minuten.

Blz. 37 tekst 5                       blz. 38 tekst 8                    blz. 40 tekst 11

Opdracht schrijven

Je gaat twee korte teksten schrijven over één onderwerp: een objectieve tekst en een subjectieve tekst. 

Het verschil moet duidelijk zichtbaar zijn.

Het onderwerp van je twee teksten gaat over het volgende televisiefragment:

Huiswerk woensdag:

- Schrijf de twee teksten en lever in via Classroom

- Zoek de betekenis op van de eerste vijf schooltaalwoorden (zie Classroom). Noteer de antwoorden achter in je schrift.

Welkom!

Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Vandaag:

Wat weten we nog?

Nakijken schooltaalwoorden

Bespreken schrijfopdracht

Uitleg onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje, hoofdgedachte.

Uitleg oriënterend lezen.

Wat is het verschil tussen objectieve en subjectieve teksten?

Onderwerp, deelonderwerp.       

Elke tekst gaat ergens over: het ONDERWERP.

Een tekst heeft alinea's: een alinea gaat over een onderdeel van het onderwerp. Dit heet het DEELONDERWERP.

Hoofdgedachte

Wat wil de schrijver nu eigenlijk zeggen over het onderwerp?

Opdracht

Blz. 91 tekst 6 lezen (oriënterend)

- Wat is het onderwerp van de tekst?

- Wat is het deelonderwerp van alinea 3?

- Wat is het deelonderwerp van alinea 4?

- Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

- Wat is de functie van de titel van deze tekst?

Huiswerk

Onderwerp: fietsen

Bedenk 3 deelonderwerpen en de hoofdgedachte.

Je hoeft geen tekst te schrijven.

26/10: welkom!

Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Vandaag

- toetsstof: de leerdoelen. Wat weten we al? -->studiewijzer

- uitleg Publiek van een tekst

- huiswerkopdracht die we voor vandaag hebben gemaakt.

Wat weten we? Opdracht

WAT? Elk groepje krijgt een vel papier met daarop één leerdoel.

EN VERDER? Verdeel taken: tijdbewaarder, notulist, presentator.

EN DAN? Je overlegt met elkaar wat je over het onderwerp weet
                   en schrijft dit op het vel papier.

DAARNA? Per groepje presenteer je jullie bevindingen aan de
                      klas. De presentator voert het woord.

TIJD? Maximaal 5 minuten.

Leerdoel 3: Publiek van een tekst

Publiek

Publiek = voor wie de tekst bedoeld is.

Bijvoorbeeld: jongeren, zwangere vrouwen, gamers, paardenliefhebbers, ouderen, enz.

Voor welk publiek is deze tekst bedoeld?

NIEUWS

CO2-UITSTOOT

Coronavirus is – voor nu – goed voor het klimaat

Het is erg, dat coronavirus, maar voor het klimaat lijkt het een zegen te zijn. Althans op korte termijn. 

Voor welk publiek is deze tekst geschreven?

Publiek van een tekst

1- breed publiek (algemeen onderwerp, bijv. het klimaat)

2- kleiner, gespecialiseerd publiek (de lezer weet al iets van het
     onderwerp, vaktaal gebruikt, bijv. voor motorliefhebbers)

3- voor een kleine groep mensen of een persoon, bijv. vrienden.

Boek blz. 43

Maken: opdracht 7.

Hoe? ieder voor zich, fluisteren mag  

Hoe lang? 10 minuten

Klaar? Ga naar opdracht 8 (huiswerk voor woensdag)

Fietsopdracht

Welke (deel)onderwerpen hebben jullie bedacht?

28/10

Wat gaan we vandaag doen?

- wat weten we nog?

- opdracht (krijg je uitgedeeld)

- morgen oefentoets, leer vast alle toetsstof

Welke soorten publiek van een tekst ken je?

Waar kun je aan zien voor welk publiek een tekst is bedoeld?

2/11: welkom!

Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Vandaag:

- herhalen toetsstof

- vragen over de oefentoets?

- opdracht deelonderwerpen en tussenkopjes

- uitleg synoniemen

Wat is een synoniem?

huis - woning

fiets - rijwiel

stoel - fauteuil

friet - patat

grappig - geinig

geluid - audio

Functie van een titel

- het onderwerp aankondigen (dan weet je dus waar de tekst over gaat)

- de lezer nieuwsgierig maken (dan weet je niet waar de tekst over gaat)

Voorbeeld titels

'Het liefste baasje'

'Vingerafdruk verandert toch'

Opdracht 

WAT? Je krijgt een tekst uitgedeeld, zonder tussenkopjes.

EN DAN? Per alinea zoek je op wat het deelonderwerp is. Dit noteer je ernaast.

DAARNA? Nadat je het deelonderwerp weet, bedenk je het tussenkopje. Dit noteer je boven de alinea.

KLAAR? Top! Goed gewerkt!