Récap pc + Lv

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le passé composé
2 delen: hulpwerkwoord + vd
hulpwerkwoord: avoir of être (let op: rester, aller, entrer, arriver, aller gebruiken être als hulpwerkwoord
voltooid deelwoord bepalen
wat is onderwerp? --> pas hulpwerkwoord aan onderwerp aan

Slide 2 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
wat is een lijdend voorwerp?
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord: le, la, l', les
Plaats van persoonlijk voornaamwoord
-->Indien 1 werkwoord: voor pv
--> indien nog een werkwoord: voor hele werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

PC: Vul de juiste vorm in


Julie ..............  ............ à Marrakech. (aller)
A
est allée
B
est allé
C
a allée
D
a allé

Slide 4 - Quizvraag

PC: Vul de juiste vorm in

Nous ............ ............. malade. (être)
A
sommes été
B
sommes étés
C
avons été
D
avons étés

Slide 5 - Quizvraag

PC: Vul de juiste vorm in

ã la terrace j'/ je ................. ................. un café. (prendre)
A
je suis pris
B
j'ai prise
C
je suis prise
D
j'ai pris

Slide 6 - Quizvraag

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.
Ik heb het boek gekocht. (le livre, pers voornaamw = le)
A
Je l'ai acheté
B
Je le suis acheté
C
Je le suis achetée
D
Je l'ai achetée

Slide 7 - Quizvraag

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.
Anton kijkt naar de sterren. les étoiles
A
Antonin regarde les
B
Les Antonin regarde
C
Antonin les regarde

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.

U moet het anti-muggenspul meenemen. (la lotion anti-moustique)
A
Il faut la emporter
B
Il la faut emporter
C
Il l'faut emporter
D
Il faut l'emporter

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel vragen had je fout?
0
1-2
3+

Slide 10 - Poll