H8 Inhoud en vergroten

H8 Inhoud en vergroten
Herhaling
Praktische opdracht


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H8 Inhoud en vergroten
Herhaling
Praktische opdracht


Slide 1 - Tekstslide


Oppervlakte cirkel = ...
A
straalstraalπ
B
straalπ
C
diameterπ
D
diameterππ

Slide 2 - Quizvraag

De oppervlakte van een driehoek bereken je met
A
lengte ⋅ breedte
B
½ ⋅ lengte ⋅ breedte
C
½ ⋅ zijde ⋅ bijbehorende hoogte
D
π ⋅ diameter

Slide 3 - Quizvraag

Welke van de volgende formules beschrijft niet de inhoud van een prisma, piramide, kegel of cilinder?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

8.1 Inhoud prisma en cilinder
Bereken de inhoud van de 
caravan hiernaast.
Geef je antwoord in hele m3.

Slide 5 - Tekstslide

De inhoud van de caravan
in kubieke meter is...
A
2 040
B
4800
C
4 0,80
D
4,8

Slide 6 - Quizvraag

De inhoud van de oranje kaars is:
A
36
B
45
C
50
D
48

Slide 7 - Quizvraag

De vergrotingsfactor wordt met de volgende letter aangeduid:
A
v
B
f
C
g
D
k

Slide 8 - Quizvraag

De vergrotingsfactor is:
A
2
B
2/3
C
1/2
D
1,5

Slide 9 - Quizvraag

Het enige wat je weggooit is de verpakking 
Opdracht 1:
Welke soorten verpakkingen zijn er?
Waarom kan chocolade niet in een plastic fles of cola niet in een doosje? 
Zoek een aantal verpakkingen met verschillende wiskundige vormen. Kies minimaal 6.
Schrijf op wat voor soort artikel het is. (Geef ook het aantal H, R en V)
Bereken de inhoud van de verpakking. 
Vergelijk jouw berekende inhoud met de inhoud wat op de verpakking staat. 
Let op! Bij deze opgave is het overzichtelijk notatie van tussen stappen heel belangrijk. 
Opdracht 2: 
Bepaal de vergrotingsfactor bij twee voorwerpen. 
Onderzoek wat de vergrotingsfactor wordt bij vergroten van oppervlakte en inhoud?

Slide 10 - Tekstslide

8.3 Vergroten en verkleinen
Demi heeft een foto van 18 x 12 cm van
shorttrackster Suzanne Schulting.
Ze wil de foto vergroten tot een poster.
Ze heeft een lijst van 108 x 66 cm.
Demi wil de poster op zo groot mogelijk
formaat, zonder dat er een deel van de
poster moet worden afgesneden.
Wat zijn de afmetingen van de poster?


Slide 11 - Tekstslide

De afmetingen van de poster zijn
A
L = 99 cm en B = 66 cm
B
L = 108 cm en B = 72 cm
C
L = 99 cm en B = 72 cm
D
L = 108 cm en B = 66 cm

Slide 12 - Quizvraag

8.4 Oppervlakte bij vergroten
Een foto van 10 x 15 cm wordt 
drie keer zo groot gemaakt.
Bereken de oppervlakte van
de vergroting in cm2

Slide 13 - Tekstslide

De oppervlakte van de vergroting is
A
450 cm2
B
800 cm2
C
1 150 cm2
D
1 350 cm2

Slide 14 - Quizvraag

Bij een vergroting is de oppervlakte 16 keer zo groot als de oppervlakte van het origineel. Wat is de vergrotingsfactor?
A
16
B
1
C
4
D
8

Slide 15 - Quizvraag

8.5 Inhoud bij vergroten
Vat II is een vergroting van vat I.
De vergrotingsfactor is 1,5.
De inhoud van vat I is 45 liter en de 
en de hoogte is 4,5 dm.
De oppervlakte van de bodem
van vat I is 10 dm2.
Bereken de inhoud van vat II.
Rond af op hele liters.

Slide 16 - Tekstslide

De inhoud van vat II is
A
132 L
B
142 L
C
152 L
D
162 L

Slide 17 - Quizvraag

8.5 Inhoud bij vergroten
Je ziet hiernaast twee potten
pindakaas.

Bereken de vergrotingsfactor.
Rond af op 3 decimalen.

Slide 18 - Tekstslide

De vergrotingsfactor is
A
1,290
B
1,186
C
1,667
D
1,425

Slide 19 - Quizvraag


De zwembaden hiernaast zijn gelijkvormig. 
De lengte van het grote zwembad is 3x zo groot als die van het kleine zwembad. De inhoud van het kleine zwembad is  120 liter. Wat is de inhoud van het grote zwembad?

A
360 liter
B
3240 liter
C
960 liter
D
1080 liter

Slide 20 - Quizvraag

Einde toets
Lever de toets in.

Slide 21 - Tekstslide