1M&1MH H4 Taalverzorging Grammatica Lijdend voorwerp 31032020

Uitzetten
Profielfoto van jezelf
Welkom allemaal bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten.
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed
 in.
Zet  een 
in de chat. Dan weet ik dat je er bent. 
Start geen nieuwe vergadering
Zet een 
in de chat als je een vraag hebt
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Uitzetten
Profielfoto van jezelf
Welkom allemaal bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten.
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed
 in.
Zet  een 
in de chat. Dan weet ik dat je er bent. 
Start geen nieuwe vergadering
Zet een 
in de chat als je een vraag hebt

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica Taalverzorging

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: Persoonsvorm
1. Tijdsproef: zet de zin in een andere tijd
2. Getalsproef: verander het aantal in de zin (enkelvoud/meervoud) 
3. Vraagproef: maak van de zin een vraagzin

Persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 3 - Tekstslide

Stap 2: Zinsdelen
Verdeel de zin in zinsdelen. 

Hutsel de zin door elkaar; de woorden die steeds bij elkaar blijven, vormen samen één zinsdeel. 

Let op! Alle woorden voor de persoonsvorm vormen altijd één zinsdeel. 

Slide 4 - Tekstslide

Stap 3: het onderwerp
Zoek het onderwerp in de zin door de volgende vraag te stellen: 

Wie of wat + pv? 

Het antwoord op de vraag is het onderwerp. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stap 4: het werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. 

WG: pv + alle andere werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link


Lijdend voorwerp


-> filmpje Nieuw Nederlands 

Slide 9 - Tekstslide

Stap 5: het lijdend voorwerp
Zoek het lijdend voorwerp in de zin door de volgende vraag te stellen: 
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp.

Let op! Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp. 

Slide 10 - Tekstslide

Neem de zinnen over en voer sta 1 t/m 5 uit. 


  • Vrijdag heeft hij de bloem in de winkel gekocht.
  • Mijn Zweedse vriendin heeft nooit een zak drop gegeten.
  • Iedere avond heeft de slager zijn winkel gesloten.
  • Vanmiddag heeft Rosa haar kleding verkocht op de gezellige markt.

timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Iedere avond / heeft / de slager / zijn winkel / gesloten.
pv: heeft
ow: de slager
wg: heeft gesloten
lv: zijn winkel

Slide 12 - Tekstslide

Mijn Zweedse vriendin / heeft / nooit / een zak drop / gegeten.
pv: heeft
ow: mijn Zweedse vriendin
wg: heeft gegeten
lv: een zak drop

Slide 13 - Tekstslide

Vrijdag / heeft / hij / de bloem / in de winkel / gekocht.
pv: heeft
ow: hij
wg: heeft gekocht
lv: de bloem

Slide 14 - Tekstslide

Vanmiddag / heeft / Rosa / haar kleding / verkocht / op de gezellige markt.
pv: heeft
ow: Rosa
wg: heeft verkocht
lv: haar kleding

Slide 15 - Tekstslide


Zorg dat je voor vrijdag de opdrachten uit de weekplanner hebt gemaakt. 

Vrijdag gaan we het gemaakte werk bespreken. 

Slide 16 - Tekstslide