1. Neem 30 blanco kaartjes van hetzelfde formaat.
2. Noteer op de helft van de kaartjes elk een woord/uitdrukking uit deze paragraaf.
3. Noteer de betekenis van deze woorden/uitdrukkingen op de andere helft van de kaartjes.
4. Leg alle kaartjes met de tekst naar beneden op tafel: de kaartjes met de woorden/uitdrukkingen aan de ene kant van de tafel en de kaartjes met de betekenissen aan de andere kant.
5. Draai om de beurt twee kaartjes om: een kaartje met een woord/uitdrukking en een kaartje met een betekenis. Als je twee kaartjes die bij elkaar horen heb omgedraaid, leg je ze naast je neer. Als ze niet bij elkaar horen, keer je ze weer om.
6. Speel net zo lang door totdat alle kaartjes op zijn. Wie de meeste kaartjes verzameld heeft, is de winnaar van het spel.