17/12 Fictie 3, Het einde van een verhaal: Gesloten en open eindes

Fictie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Instructie - alleen en in stilte werken
  • Verlengde instructie - iedereen aan het werk
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je het verschil benoemen tussen gesloten en open eindes in verhalen;
  • heb je geoefend met open en gesloten eindes en fictie.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woordsoorten: 
Je hoort straks een liedje.
1. Doe je schrift open en pak een pen.
2. Kies twee zinnen uit het liedje met wkvn's en wwkw's en schrijf die op twee zinnen op in je schrift.
3. Benoem in je schrift de wkvn's en wwkw's.
4 Noteer het na het liedje in de dia die dan komt.
4. Iedereen doet  mee en maakt de opdracht voor zichzelf en dus niet samen!
Voorbeeld van een zin. Zo noteer je het:

We hebben nog drie lessen Nederlands te gaan tot de kerstvakantie
PV= hebben
WG = hebben te gaan


Slide 4 - Tekstslide

Spotify (Alleen door jou)






https://open.spotify.com/track/4tcdEtudRV8K5xSE219QBl
Noteer twee leuke zinnen. Benoem de PV en het WG.

Slide 5 - Tekstslide

Noteer jouw twee gekozen zinnen uit het liedje.
Noteer de PV's en de WG's van elke zin.

Slide 6 - Open vraag

Songtekst van Famke Louise – "Alleen Door Jou" ft. Ronnie Flex
1. K-k-k-kranki
Famke Louise
B-b-beats by Esko
Nori
Oh, no (Oh, no)

2. [Pre-Chorus: Famke Louise]
Ik heb echt niks anders nodig
Geen cadeautje komt in de buurt van dit
Dit kan je echt nergens kopen
Want door jouw motion
Weet ik wat ik heb gemist (Oh-oh, oh-oh)




3. [Chorus: Famke Louise & Ronnie Flex, Famke Louise]
A-alleen door jou voelt het als kerst
Alleen door jou voelt het als kerst
Alleen door jou voelt het als kerst
Alleen door jou



4. [Post-Chorus: Famke Louise]
En m'n hart gaat, klik-klok, klik-klok, klik-klok, klik
En m'n hart gaat, klik-klok, klik-klok, klik-klok, klik-klok

Slide 7 - Tekstslide

Fictie H1 en 2

Slide 8 - Tekstslide

Fictie tot nu toe - even opfrissen
Personages (drie mogelijkheden)
Vertelperspectief ( vier mogelijkheden)
Tijdsperspectief (twee mogelijkheden)
Argumenten bij je mening (drie mogelijkheden)

Slide 9 - Tekstslide

Noteer twee dingen die je to nu toe bij fictie hebt geleerd.

Begrip en uitleg!!!

Slide 10 - Open vraag

PERSONAGES

  1. Hoofdpersonen
  2. Bijpersonen  (helper - tegenstander)
  3. figuranten

Slide 11 - Tekstslide

Beschrijving personage
  1. Uiterlijk (lengte/kleding/huidskleur/kapsel/enz.)
  2. Geslacht/leeftijd/gezondheid/achtergrond/werk/school
  3. Karaktereigenschappen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Tijdsperspectief
Het moment waarop een verhaal verteld wordt: alsof het op dit moment gebeurt, of achteraf.

Slide 14 - Tekstslide

Tijdsperspectief
Naast een psychisch perspectief bestaat er ook een tijdsperspectief: dit is het moment waarop het verhaal verteld wordt.

 Er zijn twee mogelijkheden:
• het verhaal wordt met de gebeurtenissen mee verteld (chronologisch)
• het verhaal wordt achteraf verteld. Als een verhaal achteraf wordt verteld, kent de verteller de afloop al en kan hij dus vooruitlopen op de gebeurtenissen. Hij kan heen en weer gaan tussen verleden en heden. (flashback)

Slide 15 - Tekstslide

Argumenten bij je mening
Wanneer de werkelijkheid in het boek helemaal (niet) echt lijkt of wanneer de werkelijkheid (niet) origineel bedacht is.

Slide 16 - Tekstslide

Argumenten bij je mening
Als je je mening over een boek wilt uitleggen, maak je gebruik van argumenten. Er bestaan verschillende soorten argumenten, zoals:
realistische argumenten: de werkelijkheid in het boek lijkt je helemaal (niet) echt, of je vindt die werkelijkheid (niet) origineel bedacht.
Voorbeeld: ‘Ik vond de hoofdpersoon uit dit boek helemaal niet overkomen als een echt persoon. Eigenlijk had hij maar één karaktereigenschap; hij was heldhaftig.’
emotieve argumenten: het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet) erg mee met de personages.
Voorbeeld: ‘Ik kon me eigenlijk helemaal niks voorstellen bij de blijdschap die bij de hoofdpersonen ontstond. Eigenlijk was er niks om vrolijk over te zijn.’
morele argumenten: je bent het helemaal (niet) eens met de normen en waarden uit het boek.
Voorbeeld: ‘Wat mij betreft kon het echt niet hoe de twee hoofdpersonen met elkaar omgingen en de keuzes die zij uiteindelijk maakten. Daarmee maakten ze eigenlijk alles en iedereen om hen heen kapot.’

Slide 17 - Tekstslide

Nieuwe lesstof
Maak aantekeningen, want de LessonUp wordt niet gedeeld.
1 Schrijf de datum en het vak op.
2. Schrijf hoofdstuk en het onderwerp.
3. Schrijf geen hele zinnen, maar gebruik steekwoorden en gebruik (voor jou herkenbare)afkortingen. 
Het hoeft nog niet netjes, zolang het voor jou maar leesbaar is.
--> de docent gaat door in het tempo van de les, dus toch veel schrijven, betekent halve informatie!
4. Onderstreep belangrijke woorden.
5. Verbanden geef je snel aan met pijlen.
6. Getallen in cijfers, niet in letters.
7. Werk de aantekeningen dezelfde dag thuis uit!

Slide 18 - Tekstslide

Vind je het fijn als een boek eindigt, terwijl nog niet alles duidelijk is over de afloop van het verhaal?
Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open vraag

Wat weet je al over de verschillende soorten verhaaleindes?

Slide 20 - Woordweb

Begrippen
Gesloten einde
Een afsluiting waarin alle problemen en vragen in het verhaal door de schrijver worden opgelost.

Open einde
Een afsluiting waarin de schrijver een aantal zaken onopgelost laat en je deze als lezer zelf in moet vullen.

Slide 21 - Tekstslide

Open einde gesloten einde




Gesloten einde = het (belangrijkste) probleem is opgelost, ze leefden nog lang en gelukkig.

Open einde = het verhaalprobleem is nog niet opgelost -->  cliffhanger, bijvoorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!

Pak je VIP en noteer:
Online: hoofdstuk 3, 3.1Fictie, opdracht 2 t//m 3 en 6 t/m 8 
Klaar = in STILTE lezen
Wat niet af is = huiswerk

Slide 23 - Tekstslide

Het einde van een verhaal: gesloten en open eindes

Slide 24 - Tekstslide

Gesloten einde
Bij een gesloten einde worden alle problemen en vragen in het verhaal opgelost.

Voorbeelden
In romantische verhalen sluiten geliefden elkaar in de armen. 
In detectiveverhalen wordt de dader gevonden.  
In sprookjes eindigen met: 'en ze leefden nog lang en gelukkig'.

Slide 25 - Tekstslide

Open einde
Bij een open einde laat de schrijver een aantal zaken onopgelost, waardoor de lezer zelf moet invullen hoe het verhaal verder zal gaan.

Voorbeelden van open eindes zijn...
- wanneer de hoofdpersoon toch weer met een slechterik gaat praten.
- wanneer de hoofdpersoon toch weer op de trein stapt, op weg naar het meisje dat geen contact meer met hem wilde.

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn de voordelen van een gesloten einde? En wat zijn de voordelen van een open einde?

Slide 27 - Woordweb

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    Online: hoofdstuk 3, 3.1Fictie, opdracht 2 t//m 3 en 6 t/m 8

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    25:00

    Slide 28 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:

    • kun je het verschil benoemen tussen gesloten en open eindes in verhalen;
    • heb je geoefend met open en gesloten eindes en fictie.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 29 - Tekstslide


    Wat zijn open eindes en wat zijn gesloten eindes?

    Slide 30 - Open vraag

    Bij een open einde laat de schrijver een aantal zaken onopgelost, waardoor de lezer zelf moet invullen hoe het verhaal verder zal gaan.

    Bij een gesloten einde worden alle problemen en vragen in het verhaal opgelost.

    Slide 31 - Tekstslide

    Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

    Slide 32 - Open vraag

    Schrijf twee dingen op waarover je meer wilt weten.

    Slide 33 - Open vraag

    Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

    Slide 34 - Open vraag

    Ik kan globaal benoemen wat poëzie is.

    😒🙁😐🙂😃

    Slide 35 - Poll

    rrReflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 36 - Open vraag

    ffFeedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 37 - Open vraag

    Nieuwe lesstof
    Maak aantekeningen, want de LessonUp wordt niet gedeeld.
    1 Schrijf de datum en het vak op.
    2. Schrijf hoofdstuk en het onderwerp.
    3. Schrijf geen hele zinnen, maar gebruik steekwoorden en gebruik (voor jou herkenbare)afkortingen. 
    Het hoeft nog niet netjes, zolang het voor jou maar leesbaar is.
    --> de docent gaat door in het tempo van de les, dus toch veel schrijven, betekent halve informatie!
    4. Onderstreep belangrijke woorden.
    5. Verbanden geef je snel aan met pijlen.
    6. Getallen in cijfers, niet in letters.
    7. Werk de aantekeningen dezelfde dag thuis uit!

    Slide 38 - Tekstslide