Lidwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Helaas zijn er geen echte regels!
Maar er zijn wel een paar richtlijnen die je kunnen helpen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

het
Altijd bij verkleinwoorden in het enkelvoud.
het bloempje
het huisje
het balletje
het kettinkje
het kindje

Slide 4 - Tekstslide

het
bij landen en plaatsnamen
het kleine Nederland
het mooie Amsterdam
                                                     Maar:                                                                     
Ik woon in Nederland. (zonder lidwoord)
Ik ga naar Amsterdam. 

Slide 5 - Tekstslide

het
bij materialen
het ijzer
het hout
het zilver
het goud
het papier

Slide 6 - Tekstslide

het
altijd bij talen
het Nederlands
het Engels
het Turks
het Arabisch

Slide 7 - Tekstslide

het
altijd bij windrichtingen
het oosten
het westen
het zuidoosten
het noordwesten

Slide 8 - Tekstslide

het
bij woorden met 2 lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont- 
het belang
het geloof
het verdriet
het ontslag

Slide 9 - Tekstslide

het
bij woorden die eindigen op -isme, -sel, -ment en -um 
het communisme
het kapsel
het instrument
het museum
Maar let op! de datum

Slide 10 - Tekstslide

de
bij fruit, groente, bomen en planten
de appel, de peer
de kool, de sla
de eik, de palm
de roos

Slide 11 - Tekstslide

de
bij rivieren en bergen
de Maas, de Rijn, de Nijl
de Mount Everest, de Alp

Slide 12 - Tekstslide

de
bij cijfers en letters
de zes, de twintig
de a, de b, de x

Slide 13 - Tekstslide

de
bij de meeste woorden voor personen
de ober
de boer
de buurvrouw
de verkoper
de oom

Slide 14 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-heid: de mogelijkheid, de waarheid
-nis: de kennis, de erfenis
-de: de liefde, de mode, de salade
-te: de diepte, de grootte

Slide 15 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-ij: de bakkerij, de veehouderij 
(maar: het schilderij!)
-ing: de ketting, de wandeling
-st: de kunst, de winst
-ie: de familie, de politie

Slide 16 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-theek: de bibliotheek, de apotheek 
-teit: de kwaliteit, de stabiliteit

Slide 17 - Tekstslide

conclusie
Er zijn te veel regels om te leren.
Er zijn veel uitzonderingen op de regels.

De meeste Nederlandse woorden zijn de-woorden.

Slide 18 - Tekstslide

conclusie
Er zijn te veel regels om te leren.
Er zijn veel uitzonderingen op de regels.

De meeste Nederlandse woorden zijn de-woorden.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide