Lidwoorden

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Helaas zijn er geen echte regels!
Maar er zijn wel een paar richtlijnen die je kunnen helpen.

Slide 2 - Tekstslide

het
Altijd bij verkleinwoorden in het enkelvoud.
het bloempje
het huisje
het balletje
het kettinkje

Slide 3 - Tekstslide

het
bij landen en plaatsnamen
het kleine Nederland
het mooie Amsterdam
Je gebruikt alleen een lidwoord als je ook een adjectief gebruikt. 
Ik woon in Nederland. (zonder lidwoord)
Ik ga naar Amsterdam. (zonder lidwoord)

Slide 4 - Tekstslide

het
bij stofnamen
het ijzer
het hout
het zilver
het goud
het papier

Slide 5 - Tekstslide

het
altijd bij talen
het Nederlands
het Engels
het Turks
het Arabisch

Slide 6 - Tekstslide

het
altijd bij windrichtingen
het oosten
het westen
het zuidoosten
het noordwesten

Slide 7 - Tekstslide

het
bij woorden met 2 lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont- 
het belang
het geloof
het verdriet
het ontslag

Slide 8 - Tekstslide

het
bij woorden die eindigen op -isme, -sel, -ment en -um 
het communisme
het kapsel
het instrument
het museum
Maar let op! de datum

Slide 9 - Tekstslide

de
bij vruchten, bomen en planten
de appel, de peer
de eik, de palm
de roos

Slide 10 - Tekstslide

de
bij rivieren en bergen
de Nieuwe Maas, de Rijn, de Nijl
de Mount Everest

Slide 11 - Tekstslide

de
bij cijfers en letters
de zes, de twintig
de a, de b, de x

Slide 12 - Tekstslide

de
bij de meeste woorden voor personen
de ober
de boer
de buurvrouw
de verkoper
de oom

Slide 13 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-heid: de mogelijkheid, de waarheid
-nis: de kennis, de erfenis
-de: de liefde, de mode, de salade
-te: de diepte, de grootte

Slide 14 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-ij: de bakkerij, de veehouderij 
(maar: het schilderij!)
-ing: de ketting, de wandeling
-st: de kunst, de winst
-ie: de familie, de politie

Slide 15 - Tekstslide

de
als het woord eindigt op:
-theek: de bibliotheek, de apotheek 
-teit: de kwaliteit, de stabiliteit

Slide 16 - Tekstslide

conclusie
Er zijn te veel regels om te leren.
Er zijn veel uitzonderingen op de regels.

De meeste Nederlandse woorden zijn de-woorden.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een lidwoord?
A
morgen
B
liefde
C
hij
D
het

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen lidwoord?
A
en
B
een
C
de
D
het

Slide 20 - Quizvraag

het blauwe boek
'het' is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

het mooie liedje
'liedje' is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Lidwoorden
Zelfstandig naamwoorden
auto
banken
huis
computer
de
honger
hersenen
het
school
dorst
een
notulen
goud
Arabisch
vogel

Slide 23 - Sleepvraag