□ 10. Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met alleen covalente bindingen (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de molecuulbinding,
o b. Je weet wat de Vanderwaalsbinding is,
o c. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is.
□ 11. Je kunt de grootte van een moleculair molecuul in verbrand brengen met het kookpunt van de stof;
o a. Je weet hoe groter het molecuul, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.