1MH H3 herhaling werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =
A
alleen persoonsvorm
B
persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
C
alleen werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De dieren hebben om negen uur allemaal gegeten.
A
gegeten
B
hebben
C
hebben allemaal gegeten
D
hebben gegeten

Slide 5 - Quizvraag

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Ik zou morgen frites willen eten.
A
zou
B
frites
C
zou willen eten
D
zou eten

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Taarten mogen volgens hen alleen gebakken worden ter ere van een bijzondere gelegenheid, zoals een verjaardag.
timer
0:30

Slide 7 - Open vraag

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

'De kat lag te slapen.'
A
lag slapen
B
lag
C
lag te slapen
D
slapen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
heeft gisteren gehaald

Slide 9 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijke gezegde.
Liever wilde Nelske bij haar vriendin blijven eten.
timer
0:30

Slide 10 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Daar help ik de klanten.
A
de klanten
B
help
C
daar
D
ik

Slide 11 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Na het klassenfeest ruimen de leerlingen met elkaar de rommel op.
timer
0:30

Slide 12 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren een brief ontvangen.'

A
heeft
B
heeft ontvangen
C
ontvangen
D
heeft gisteren ontvangen

Slide 13 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Heb je in de zomervakantie veel nieuwe computerspelletjes gedownload?
timer
0:30

Slide 14 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik begin altijd om acht uur.
A
altijd
B
begin om
C
ik
D
begin

Slide 15 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Tijdens de vakantie belde de postbode tevergeefs aan bij de buren.
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
de persoonsvorm
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Gaat Joris vanavond skaten?

Het werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Joris
C
vanavond
D
gaat skaten

Slide 18 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Binnenkort voeren politieagenten fietscontroles uit.
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

'De hond was aan het blaffen.'
A
blaffen
B
het blaffen
C
was
D
was aan het blaffen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de afkorting van het werkwoordelijk gezegde?
A
wg
B
wwg
C
ww gez

Slide 21 - Quizvraag