V4 - TH4 (V5) - DNA - BS5

Thema 4 (V5) DNA

BS 4 Translatie en eiwitsynthese 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 4 (V5) DNA

BS 4 Translatie en eiwitsynthese 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen BS4
Na deze les kun je: 
  • beschrijven hoe translatie plaatsvindt. 
  • beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt. 

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS4
codon
triplet
genetische code
tripletcode
startcocon
translatie
anticodon
polyribosomen
release-factor

Slide 3 - Tekstslide

Overzicht
BS2          BS3                BS4

Slide 4 - Tekstslide

BiNaS 67H
leer deze tabel af te lezen! 

dit gaan we nu eerst oefenen

(proces in ribosomen volgende les) 

Slide 5 - Tekstslide

tRNA 
  • kleine stukjes enkel strengs RNA (wel met 3D vorm)
  • anticodon voor aminozuur

Slide 6 - Tekstslide

ribosoom
bestaan uit: rRNA en eiwitten

kleine deel:
mRNA-bindingsplaats 

grote deel: 
3-tRNA-bindingsplaatsen
(transfer RNA) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

polyribosomen
  • 1 RNA molecuul
  • meerdere ribosomen 
    tegelijk aan het werk
  • release factor =
    plek met stopcodon = 
    loslaten keten

Slide 9 - Tekstslide

verse eiwitten 
  • in cytoplasma
  • eerst 3D-bewerking
  • eerste bewerking in ER
  • uitgebreidere bewerking 
    in golgisysteem

Slide 10 - Tekstslide

eiwitten 
  • in cytoplasma
  • eerst 3D-bewerking
  • eerste bewerking in ER
  • uitgebreidere bewerking 
    in golgisysteem 

Slide 11 - Tekstslide

zet beschrijving bij het juiste proces
transcriptie 
DNA-replicatie
translatie
DNA-polymerase koppelt DNA-nucleotiden aan een oude keten
langs DNA wordt RNA gevormd
het proces stopt bij een stopcodon
het proces stopt waneer het hele genoom in een cel is gekopieerd

ribosomen vertalen RNA in een aminozuurketen
Er worden twee nieuwe DNA-ketens gevormd

Slide 12 - Sleepvraag

Thema 4 (V5) DNA

BS 5 - Genexpressie

Slide 13 - Tekstslide

leerdoelen BS5 
Na deze les kun je: 
  •  verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  • verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten
  • beschrijven wat het belang is van genregulatie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme. 

Slide 14 - Tekstslide

begrippen BS5 
genregulatie
genexpressie
regulatorgenen
inductor
structuurgenen
operon
repressor
operator
corepressor
stamcellen
telomerase
omnipotent
totipotent
pluripotent
celdifferentiatie
apoptose
activators
enhancers
DNA-methylering
epigenetica
micro-RNA 
RNA-interferentie

Slide 15 - Tekstslide

genregulatie
waarom? 

Slide 16 - Tekstslide

genregulatie
waarom? 

vb-> haargroei genen moeten uit staan je maag, 
en op je hoofd wil je geen maagzuur producerende cellen 

Slide 17 - Tekstslide

genregulatie bij eukaryoten
waarom? 
  • verschillende celtypen 
  • nodig om van van zygoot (bevruchte eicel) naar meercellig organisme te gaan

stamcel = ongespecialiseerde cel (= specifieke cel)
differentieren = proces van stamcel naar gespecialiseerde ce

Slide 18 - Tekstslide

genregulatie bij prokaryoten
- eencelligen
- circulair DNA

- omgeving heeft invloed op de genexpressie -> vb. lactose

Slide 19 - Tekstslide

BS5 
geregulatie in een 
  • prokaryoot
  • eukaryoot

Slide 20 - Tekstslide

genregulatie in prokaryoten
aanwezigheid stoffen bepaald of een gen aan of uit staat:
vb: 

Slide 21 - Tekstslide

regulatie door lactose in E.coli
blokkade op het DNA
= repressor

RNA polymerase kan niet 
bij het DNA komen voor
traqnscriptie

Slide 22 - Tekstslide

regulatie door lactose in E.coli
blokkade wordt verwijderd 
-> repressor bindt aan lactose

nu kan RNA-polymerase wel bij het DNA en kan er transcriptie en later translatie plaatsvinden

Slide 23 - Tekstslide

begrippen
genregulatie
  • het aan- en uitzetten van genen
genexpressie
  • een gen die aan staat, leidt tot pre-mRNA en mRNA 
regulatorgenen
  • genen die regelen of een gen aan of uit staat
  • activatoren (aan) en repressor (uit)

Slide 24 - Tekstslide

genregulatie bij prokaryoten
structuurgenen
  • genen die coderen voor een eiwit (gen waar het om gaat)
  • dit stuk heet een operon
regulatorgenen:
  • activator = inductor
  • repressor 
  • operator = stuk waaraan activator of repressor kan binden

Slide 25 - Tekstslide

genregulatie bij prokaryoten 
promotor
  • stukje voor startcodon waarin RNA-polymerase bindt voor de transcriptie

Slide 26 - Tekstslide

eukaryoten: celtypen
hoe ontstaan verschillende celtypen? 

  • stamcel = "alles-kun-cel"
  • deze gaan specialiseren 
        differentiëren 
  • dit gaat in stapjes:
       totipotent = omnipotent -> 
       pluripotent -> multipotent 

Slide 27 - Tekstslide

telomerase
stamcellen hebben het enzym
telomerase
- hierdoor worden de telomeren
   weer gerepareerd en dus niet 
   korter
- hierdoor blijft het DNA langer
  goed 

Slide 28 - Tekstslide

expressie regulatie door
  • toegankelijkheid van het DNA
  • verwerking mRNA
  • translatie hulp of blokkade 

Slide 29 - Tekstslide

DNA-methylering
  • regulatie op niveau: toegankelijkheid DNA
  • koppeling van een CH3 groep aan de cytosine 
  • hier door wordt het meer open 
  • RNA polymerase kan er makkelijker bij

Slide 30 - Tekstslide

expressie regulatie door
  • toegankelijkheid van het DNA
  • verwerking mRNA
  • translatie hulp of blokkade 

Slide 31 - Tekstslide

Alternatieve splicing 
regulatie op mRNA niveau
uit 1 pre-mRNA molecuul worden meerdere mRNA's gemaakt

Slide 32 - Tekstslide

expressie regulatie  

Slide 33 - Tekstslide

apoptose 
  • geprogrammeerde celdood
  • zorgt voor de ontwikkeling van de vingers en tenen
  • ruimt 'zieke' cellen op

Slide 34 - Tekstslide

huiswerk:
lees bs6
maak opdracht 28/ 30 / 32/ 34 / 35 / 37

Slide 35 - Tekstslide