In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
4.3 Binnen de muren van het klooster
Slide 1 - Tekstslide
Monnik
Een monnik leeft in het klooster. Een kerk en een klooster zijn plekken waar je kunt bidden. Een gebedshuis. In een kerk mag iedereen komen, in een klooster niet. In een klooster wonen monniken en/of nonnen. Je kunt er op afspraak komen.
Wat doet een monnik?
Bidden en psalmen zingen. De tuin verzorgen, de armen helpen. De bijbel bestuderen en overschrijven. Want monniken konden lezen en schrijven. Dan kon niet iedereen (meer). Omdat er zoveel kloosters en kerken werden gebouwd, waren er ook bijbels nodig. Een heel 'monniken' werk.
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Hoe zit het ook alweer?
uitleg 4.3
Jij in een klooster?
Hoe verspreidde het christendom zich over Europa? En waar komt de uitdrukking 'monnikenwerk' vandaan?
Slide 3 - Tekstslide
Hoe zit het ook alweer?
Was in de Middeleeuwen iedereen gelijk?
> standenmaatschappij
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Hulp van God
Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar.
Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...
Op de achtergrond zie je allemaal geestelijken: iemand die door een bepaalde religieuze wijding, de bevoegdheid heeft gekregen om godsdienstonderricht te geven, bepaalde gewijde handelingen te verrichten en religieuze bestuursfuncties uit te oefenen.
Slide 7 - Tekstslide
De kerkvaders
In de 4e en 5e eeuw na Chr. was het Christendom al door het Romeinse Rijk verspreid.
De kerkleer (belangrijkste ideeën en regels) werd langzaam door de kerkvaders vastgelegd in hun boeken. Augustinus is de belangrijkste kerkvader.
Slide 8 - Tekstslide
Leven in een klooster
In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.
In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven
Slide 9 - Tekstslide
Suster Bertken: 57 jaar ingemetseld in een kerk in Utrecht
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Hier is de slaapzaal. Alle monniken slapen in dezelfde ruimte. Monniken en nonnen leefden gescheiden. Men geloofde dat je kuis moest leven.
Om het klooster staat een kloostermuur. De muur beschermt de monniken tegen rovers en wilde dieren.
Dit is de landbouwgrond. De monniken verbouwen daar gewassen. Het kon ook zijn dat horigen daar herendiensten verrichten.
Dit is de kerk. Dit is het belangrijkste gebouw van het klooster. Hier bidden de monniken.
Dit is de eetzaal. Hier eten de monniken samen. Tijdens het eten leest één van de monniken voor uit de Bijbel.
Dit is de kloostergang. Alle gebouwen in het klooster worden verbonden door een kloostergang. Deze heeft een dak, zodat de monniken niet nat worden als het regent. De monniken gebruiken de kloostergang ook om te lezen en te bidden.
Dit is de kruidentuin. De monniken kweken zelf kruiden om te koken en om mensen beter te maken. Ze maken van sommige kruiden zalf, thee of olie. De monniken weten precies welk kruid zij nodig hebben.
In de ziekenboeg zorgen de monniken ook voor de zieken. Alleen zij kunnen medische boeken lezen en hebben ervaring met het verzorgen van zieken.
In het scriptorium (schrijfzaal) schreven monniken boeken over. Doordat er geen drukpers was moest dit met de hand. Een monik kon jaren doen over één boek.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel te verlenen. Onder andere in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw beriepen kerken in Nederland zich op dit kerkasiel. In de jaren tachtig nam de stroom vluchtelingen als gevolg van oorlogsgeweld toe en ontstond er een dringendere behoefte aan beter geregelde opvang voor asielzoekers. Ook de Nederlandse kerken wilden hieraan een steentje bijdragen.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel te verlenen. Onder andere in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw beriepen kerken in Nederland zich op dit kerkasiel. In de jaren tachtig nam de stroom vluchtelingen als gevolg van oorlogsgeweld toe en ontstond er een dringendere behoefte aan beter geregelde opvang voor asielzoekers. Ook de Nederlandse kerken wilden hieraan een steentje bijdragen.
Slide 12 - Tekstslide
In de kloosters zag je veel kunst, monniken maakten dat zelf. Deze kunst moest ervoor zorgen dat iedereen zag hoe groot en goed God was. Hier zie je een gouden kruis, dit staat symbool voor de dood van Jezus.
Naast kunst deden de monniken en nonnen ook aan wetenschap. Zij onderzochten de wereld en het klooster was voor kinderen de enige plek waar zij les konden krijgen, een soort school dus.
In de middeleeuwen konden maar weinig mensen lezen en schrijven. Gelukkig konden de monniken en nonnen dat wel! In de kantlijn maakten zij vaak mooi en grappige tekeningen over het dagelijksleven.
Hier zie je een beed van de maagd Maria en het kindje Jezus. Voor de Katholieken was Maria erg belangrijk, omdat ze de moeder van Jezus was. Het katholicisme was de enige christelijke stroming in deze tijd. Later zou het protestantisme komen.
De geschoren kruin, de zogeheten ‘tonsuur’, betekende dat de monnik alle aardse geneugten heeft afgezworen. Met het scheren van het hoofd liet een man symbolisch alle ijdelheid achter zich zodat hij zich compleet op het geestelijke leven kon richten.
De kale kruin was bovendien een duidelijke boodschap aan vrouwen: lichamelijk contact wordt niet op prijs gesteld.
Ondanks dat het overschrijven van boeken echt 'monnikenwerk' was. Probeerde ze het zichzelf gemakkelijk te maken hier zie je een lessenaar, zodat monniken staant konden schrijven. Jullie tafels op school ziijn maar ouderwets. Aan de zijkant van de lessenaar zie je een stoffen doek, daarmee haalde ze inktdruppels van de veer af.
Hier zie je een voorraad kast met allemaal kruiden. Deze kwamen uit de kruidentuin van het klooster zelf. Hiermee probeerden ze zieken beter te maken.
Slide 13 - Tekstslide
Wat word er bedoeld met 'Monnikenwerk'?
A
Werk wat erg moeilijk is.
B
Werk wat snel gedaan is.
C
Werk waar je veel geduld bij nodig hebt.
D
Werk wat lichamelijk erg intensief is.
Slide 14 - Quizvraag
Waarom was het overschrijven van een boek geen gemakkelijk werk. Gebruik 3 voorbeelden uit het filmpje.
Zou je zelf in een klooster willen leven? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open vraag
Lesopdracht
Lees paragraaf 5.3 in je tekstboek.
Maak online een mindmap met in het midden ‘verspreiding christendom’ Zet alle dikgedrukte begrippen met een uitleg er omheen (eigen woorden!) en beantwoord de lesdoelen