Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
WERKWOORDSPELLING / tt, vt, vd
Werkwoordspelling
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Deze les leer je/herhaal je
Hoe werkwoorden worden vervoegd
Hoe je werkwoorden schrijft in
d
e tegenwoordige tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de verleden tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de voltooide tijd
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoorden....
komen in verschillende vormen in een zin voor. Hoe schrijf je de goede vorm?
Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin: wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.
En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: nu of in het verleden?
Slide 3 - Tekstslide
Luister en kijk goed naar het filmpje en maak aantekeningen! Over welke deelonderwerpen wordt uitleg gegeven? Schrijf op.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Welke deelonderwerpen werden er in het filmpje besproken?
Slide 6 - Open vraag
Tegenwoordige tijd = nu
(varen) De visser _____ het meer op.
A
vaard
B
vaart
C
vaarde
D
vart
Slide 7 - Quizvraag
Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt
Slide 8 - Quizvraag
Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?
A
Vind
B
Vindt
C
Vond
D
Vondt
Slide 9 - Quizvraag
werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf in de tegenwoordige tijd
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond
Slide 11 - Quizvraag
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken
Slide 12 - Quizvraag
En nu de verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden:
sterke
werkwoorden en
zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> l
ie
pen
Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken --> maak
ten
vullen --> vul
den
Slide 13 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?
De school ...............gisteren af.
A
brande
B
brandde
C
branden
D
brandden
Slide 14 - Quizvraag
Mijn neven.... niet op mij, toen ik te laat was.
A
wachtten
B
wachtte
C
wachten
D
wachte
Slide 15 - Quizvraag
Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest
A
dansde
B
dansden
C
danste
D
dansten
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
En nu alles door elkaar
Dus afwisselend tegenwoordige en verleden tijd.
Slide 18 - Tekstslide
De jager (doden .v.t.) het arme hertje
A
dode
B
doode
C
doodde
D
doodden
Slide 19 - Quizvraag
De politie (herkennen t.t.) de inbreken direct
A
herkent
B
herkend
C
herkendt
D
herkennt
Slide 20 - Quizvraag
Claudia (verfoeien t.t.) de lessen Nederlands
A
verfoeide
B
verfoeid
C
verfoeidt
D
verfoeit
Slide 21 - Quizvraag
De brandweer (doven t.t.) het vuur met schuim
A
doovt
B
dooft
C
dovt
D
doofde
Slide 22 - Quizvraag
De kerstman (beloven v.t.)
A
beloovde
B
belofde
C
beloofde
D
beloofte
Slide 23 - Quizvraag
(Begeleiden t.t.) jij je moeder op de piano
A
Begeleid
B
Begeleidt
C
Begeleit
D
Begeleidde
Slide 24 - Quizvraag
Nu voltooide tijd
Slide 25 - Tekstslide
voltooide tijd.......
...... wordt gebruikt als iets af is, klaar is.
Het voltooid deelwoord is geen persoonsvorm, want er moet altijd een andere werkwoord bij: meestal
hebben
of
zijn
.
lopen: ik heb gelopen
lezen: ik heb gelezen
Slide 26 - Tekstslide
Aan de slag:
Pak pen en papier.
Bekijk het volgende filmpje
schrijf zelf ook alle voltooid deelwoorden op van de werkwoorden uit de challenge.
Succes!
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Typ hier jouw voltooid deelwoorden bij de werkwoorden:
lopen, dansen, zwaaien, eten, sporten, halen, wandelen, lachen, knipogen, winnen
Slide 29 - Open vraag
lopen
dansen
zwaaien
eten
sporten
halen
wandelen
lachen
knipogen
winnen
gelopen
gedanst
gezwaaid
gegeten
gesport
gehaald
gewandeld
gelachen
geknipoogd
gewonnen
Slide 30 - Tekstslide
Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb heel hard naar school .... (rennen)
A
gerent
B
gerendt
C
gerend
D
gerende
Slide 31 - Quizvraag
welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb drie boeken ..... (noemen)
A
genoemt
B
genoemdt
C
genoemde
D
genoemd
Slide 32 - Quizvraag
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik ben gisteren naar Apeldoorn .....(verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisde
D
verhuiste
Slide 33 - Quizvraag
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)
A
geholpen
B
gehelpen
C
gehelpt
D
gehelpd
Slide 34 - Quizvraag
Ik was erg ......... over zijn reactie (verbazen)
A
verbaast
B
verbaasd
C
verbaasde
D
verbaaste
Slide 35 - Quizvraag
De kinderen hebben hun docent direct (herkennen)
A
herkende
B
herkendt
C
herkent
D
herkend
Slide 36 - Quizvraag
De spits heeft 3 keer (scoren)
A
gescoort
B
gescord
C
gescoord
D
gescoordt
Slide 37 - Quizvraag
Snappen jullie nu tt, vt en volt. deelwoord?
Slide 38 - Open vraag
Oefenen: kort dagverslag
Schrijf een kort verslag over een dag in de week (kies zelf welke dag )
Schrijf op wat je die dag allemaal hebt gedaan. Maak minimaal 5 zinnen.
Let erop dat je goede zinnen maakt (met onderwerp en persoonsvorm).
Let erop dat je de voltooide tijd gebruikt.
Onderstreep alle voltooid deelwoorden in je verslag.
Sla je bestand op. Print het uit of mail het aan de docent.
Volgende les gebruiken we jullie teksten
Slide 39 - Tekstslide
wordwall.net
Slide 40 - Link
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
WERKWOORDSPELLING / tt, vt, vd
April 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling
Februari 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
Februari 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
Januari 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
Oktober 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling 2F
Januari 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1