In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Cursus 7 § 4
Verkleinwoorden
Slide 1 - Tekstslide
herhaling PVTT en PVVT
Teken de tabel in je schrift. Je krijgt 3 oefenzinnen.
werkwoordsvorm
regel
juiste spelling
Slide 2 - Tekstslide
1. Vroeger … [fietsen] ik wel twee uur per dag.
2. De ingelaste toets … [worden] klas 2a te veel.
3. … [Vinden] je ook dat de winter zo lang duurt?
TT gaat voor als beide tijden mogelijk zijn.
Slide 3 - Tekstslide
herhaling PVTT en PVVT
Antwoorden
werkwoordsvorm
regel
juiste spelling
PVVT
tsxfkschp ja -> ik-vorm + te
fietste
PVTT
ik-vorm + t
wordt
PVTT
ik-vorm
vind
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoel
Ik kan verkleinwoorden maken
Slide 5 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- voorkennis §1, 2 en 3
- theorie verkleinwoorden
- samen oefenen
- online boek hele § maken
Slide 6 - Tekstslide
Oefendictee
Ik lees een zin voor en jullie noteren deze in je schrift.
Dit gaan we vanaf nu elke les doen als voorbereiding op de toets.
Slide 7 - Tekstslide
Waarom heeft de docent aan die lieve mevrouw Van der Graaf zijn roze lieslaarzen gegeven?
Slide 8 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Welke regels heb je uit dit filmpje onthouden?
Noteer in je schrift
Slide 10 - Tekstslide
- je, pje, tje, etje achter het woord
- soms medeklinker verdubbelen (gum - gummetje)
- woord op ng -> soms nk (woning – woninkje, maar ring - ringetje)
- a, e, o, u na medeklinker -> letter verdubbelen (pizza – pizzaatje, maar cadeau - cadeautje) - i -> ie (ski – skietje) - y na medeklinker -> apostrof (baby – baby’tje, maar smiley - smileytje) - na afkortingen apostrof (tv – tv’tje) - Soms worden korte klanken lang (gat – gaatje)
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van 'auto'?
A
autotje
B
auto
C
autootje
D
auto'tje
Slide 12 - Quizvraag
Noteer het verkleinwoord van: baby
Slide 13 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: oma
Slide 14 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: ketting
Slide 15 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: zon
Slide 16 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: bezem
Slide 17 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: tv
A
tvtje
B
tv'tjes
C
tv
D
tv'tje
Slide 18 - Quizvraag
Noteer het verkleinwoord van: taxi
Slide 19 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord van: jongen
Slide 20 - Open vraag
Vragen?
Maak alle opdrachten van Cursus 7 § 4 Verkleinwoorden