Par. 2.1 Macro- en microniveau (Havo 3)

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2: Bouwstenen van stoffen

Havo 3

26-11-2024

Deze les:

- Introductie H2

- Macro- en microniveau

- Fasen en deeltjesmodel

- Maken opdr. §2.1

Na deze les:

- Kun je uitleggen wat het verschil is tussen micro- en macroniveau.

- Kun je uitleggen hoe moleculen zich gedragen in verschillende fasen.

Moleculen

Verschillende soorten modellen..

Hoofdstuk 2

- Macro- en microniveau

- Het periodiek systeem

- Formuletaal

- Atoombouw

SO symbolen elementen (weging 0,5)

SO Reactievergelijkingen kloppend maken (weging 1)

PTO H2 + H3 (weging 2)

Moleculen

- Veel moleculen => een stof.

- Zuivere stof of mengsel?

Macro- en microniveau

- Macroniveau = alles wat je met je zintuigen kunt waarnemen.

- Microniveau = de omgeving die je niet direct kunt waarnemen, het bestuderen van de kleinste deeltjes waaruit een stof bestaat (moleculen).

- Veel moleculen => een stof.

Macro- of microniveau: Spiritus heeft een blauwe kleur.

1. Macroniveau
2. Microniveau

Macro- of microniveau: Een watermolecuul bestaat uit twee H-atomen en een O-atoom.

1. Macroniveau
2. Microniveau

Macro- of microniveau: Je voegt suiker toe aan je thee, de suiker lijkt te verdwijnen.

1. Macroniveau
2. Microniveau

Moleculen (micro)

- (Bijna) alle stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.

- Als de moleculen veranderen, verandert de soort stof.

- De eigenschappen van een stof zijn anders dan van één molecuul.

Modellen/simulaties

- Eenvoudige weergave van de werkelijkheid.

- Helpen om macrowereld te verklaren.

- Vb. deeltjesmodel

Zuivere stof of mengsel?

Fasen en modellen

Fase = toestand waarin een stof zich bevindt.

3 fasen:

- gasvormig

- vloeibaar

- vast

Combineer de juiste fase met de modellen

vast

vloeibaar

gas

Stel, we smelten kaarsvet. Welke omschrijving past het beste bij deze faseovergang?

1. De deeltjes veranderen van soort.
2. Het kaarsvet rondom de deeltjes smelt.
3. De deeltjes bewegen uit elkaar, ze raken elkaar niet meer.
4. De deeltjes gaan harder bewegen, maar blijven bij elkaar.