H2 U3 les 7

Salut H2!
Le  10 février, 2025
BIENVENUS
- prenez vos livres



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Salut H2!
Le  10 février, 2025
BIENVENUS
- prenez vos livres



Slide 1 - Tekstslide

Qu'est -ce qu'on va faire?
  • test vocabulaire
  • à répéter le pluriel
  • parler
  • corriger écrire 25 et 26
  • faire 24
  • faire portfolio opdracht écrire 

Slide 2 - Tekstslide

test vocabulaire
  1. het verschil
  2. de mond
  3. de vrouw
  4. plaatsvinden
  5. kaal
  6. de beugel
  7. de make-up
  8. le propriétaire 
  9. il entend
  10. au moins
timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

réponses test vocabulaire
  1. het verschil            la différence
  2. de mond                 la bouche
  3. de vrouw                 la femme
  4. plaatsvinden         avoir lieu
  5. kaal                            chauve
  6. de beugel                l'appareil dentaire
  7. de make-up           le maquillage
  8. le propriétaire       de eigenaar
  9. il entend                  hij hoort
  10. au moins                 tenminste

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- kan ik een woord in het meervoud zetten
- kan ik personen, voorwerpen, dieren en gebouwen beschrijven  in het Frans

Slide 5 - Tekstslide

Het meervoud : le pluriel

  • Het zelfstandig naamwoord krijgt in het meervoud een -s.

le garçon
un garçon

les garçons
des garçons

les = "de" meervoud / 
des = "een" meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Le pluriel de certains mots
3 GROEPEN:

Groep 1: Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 's', 'z' of 'x' krijgen GEEN extra 's' in het meervoud.

le bus - les bus
le prix - les prix

Slide 7 - Tekstslide

Le pluriel de certains mots
Groep 2:

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 'eau' of 'eu' krijgen een 'x' in het meervoud.

le cadeau    -    les cadeaux
le feu             -    les feux

Slide 8 - Tekstslide

Le pluriel de certains mots
Groep 3

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 'al' krijgen 'aux' in het meervoud.

l'animal     -    les animaux
le cheval   -    les chevaux

Slide 9 - Tekstslide

zet de zinnen in het meervoud
1. Le prix du cadeau est énorme.
2. Le cheval est un grand animal.
3. Tu as un oeil vert.
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

les réponses
1. Les prix des cadeaux sont énormes.
2. Les chevaux sont des grands animaux
3. Tu as des yeux verts.

Slide 11 - Tekstslide

décris

Slide 12 - Tekstslide

décris

Slide 13 - Tekstslide

décris

Slide 14 - Tekstslide

Lettre de correspondance
  • Sla tussen iedere zin een regel over (0,5)
  •  begin met een groet (0,5)
  • Stel een klasgenoot  voor (1)
  • vertel zijn/haar leeftijd (1)
  • vertel in welke klas hij/zij zit (1)
  • beschrijf zijn/haar uiterlijk (lengte, kleur haar, kleur ogen) (3)
  • Vertel iets over de kleding die hij/zij draagt (1)
  • Geef één kenmerk waaraan je hem/haar kan herkennen (bijvoorbeeld bril, beugel etc.) (1)
  • sluit de brief netjes af  en vergeet je naam niet (1)
Let goed op het bijvoeglijk naamwoord!

Slide 15 - Tekstslide

les devoirs
-  ler apprendre 9
- herhalen apprendre 1 t/m 10
voor kennistoets 


Slide 16 - Tekstslide