Op welke manier word de prijs en hoeveelheid beïnvloed?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De markt: vraag & aanbod
Hoe wordt een prijs bepaald?
Op welke manier word de prijs en hoeveelheid beïnvloed?
Slide 1 - Tekstslide
De (individuele) vraag
De (individuele vraag) geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid.
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeeld
Leerling A koopt regelmatig broodjes bij de kantine.
De broodjes kosten €1,50.
Ze koopt er 3 per week.
Als de prijs hoger zou zijn,
zou ze er minder kopen;
bij een lagere prijs meer.
Slide 3 - Tekstslide
De prijs van broodjes heeft een ... verband op de gevraagde hoeveelheid van broodjes
A
positief
B
negatief
C
geen
Slide 4 - Quizvraag
Voorbeeld
Leerling A heeft meer over voor het eerste broodje dan de tweede (meer honger) en weer nog minder over voor het derde broodje.
Slide 5 - Tekstslide
De individuele vraaglijn geeft ook de betalingsbereidheid van de consument weer: bij elke hoeveelheid kun je aflezen hoeveel de persoon daar bereid is voor te betalen.
Slide 6 - Tekstslide
Consumentensurplus
Hoe lager de prijs van een product, des te voordeliger voor de consument. Het consumentensurplus neemt dan toe.
Het consumentensurplus bereken je door van elke product dat iemand koopt het verschil te berekenen tussen wat hij ervoor betaalt en de betalingsbereidheid en dat bij elkaar op te tellen.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het consumenten surplus bij een prijs van €1,50
A
€0,50
B
€1,-
C
€1,50
D
€2,-
Slide 8 - Quizvraag
Vraagfactoren
Behalve de prijs, wordt de individuele vraag naar een product beïnvloed door: - voorkeuren - budget (inkomen) - aanwezigheid & prijs van substitutiegoederen - aanwezigheid & prijs van complementaire goederen - exogene factoren
Slide 9 - Tekstslide
Stel je voor dit weekend heb je een feestje en je verslaapt je voor je werk en je word ontslagen. De broodjes in de kantine blijven even duur. Koop jij nu meer of minder broodjes in de kantine?
A
Meer
B
Evenveel
C
Minder
Slide 10 - Quizvraag
complementair en substitutie
complementaire goederen
Goederen die elkaar aanvullen. Bijvoorbeeld als vliegen goedkoper wordt, zullen er ook meer auto's worden verhuurd.
substitutie goederen
Goederen die elkaar kunnen vervangen. Bijvoorbeeld als vliegen duurder wordt, ga je misschien eerder met de auto of de trein.
Slide 11 - Tekstslide
Consumentensurplus
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de marktprijs.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,10?
De oppervlakte van een driehoek kun je berekenen met de formule: 0,5 x basis x hoogte Dus het consumentensurplus is 0,5 * 40 * 0,4 = 8
A
16
B
8
C
80
D
4,50
Slide 14 - Quizvraag
De collectieve vraag
Een producent is geïnteresseerd in de vraag van alle consumenten bij elkaar opgeteld: de collectieve vraag(lijn).
Je bepaalt de collectieve vraag(lijn) door de vraag van alle consumenten bij elkaar op te tellen.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Qv = -3 P + 18 Bij welke Prijs is de Qv(gevraagde hoeveelheid) nul?
A
3
B
6
C
9
D
12
Slide 17 - Quizvraag
Qv = -3 P + 18 Hoeveel is de Qv(gevraagde hoeveelheid) als de Prijs €0,- is.