Slaap- en waakritmestoornissen

Slaap- en waakritmestoornissen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slaap- en waakritmestoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen welke fasen iemand doorloopt tijdens het slapen.
Je kunt uitleggen wat er in het brein en de rest van je lichaam gebeurt tijdens je slaap. 
Je kunt uitleggen wat de effecten zijn van een goede nachtrust en een gezond slaap-waakritme. 
Je kunt een verstoord slaap-waakritme en de effecten op gezondheid en gedrag bij je client herkennen.
Je kunt verschillende soorten slaapstoornissen omschrijven.
Je kunt de behandeling van slaapstoornissen omschrijven.
Je kunt adviezen geven aan je client over een goede slaaphygiëne

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat denk je?
Slaap haal je in om nadien langer te slapen. 
Iedereen heeft 8 uur slaap nodig.
Schaapjes tellen werkt. 
Wat je overdag doet, staat los van wat je 's nachts doet.
Slaapmedicatie is vaak dé oplossing. 



Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel uur slaap jij 's nachts?
Minder dan 6 uur.
6-7 uur.
7-8 uur.
Meer dan 8 uur.

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide

Welke factoren helpen jou om een goede nachtrust te hebben en welke factoren belemmeren jou?

Slide 7 - Open vraag

Ben jij een ochtendmens of een avondmens?
Ik ben een ochtendmens.
Ik ben een avondmens.

Slide 8 - Poll

Biologische klok
In je hersenen (in de hypothalamus) zit een groepje cellen, die een ritme van ongeveer 24 uur oplegt. Dit is een centrale klok. 
Deze cellen zijn verbonden met je netvlies. Daglicht reset dit ritme naar 24 uur. Je centrale klok staat in verbinding met andere (perifere) klokken. Zo hebben je spieren, je lever en je immuunsysteem een eigen klok. 

Slide 9 - Tekstslide

Waarom is je biologische klok zo belangrijk?
Al die klokken moeten zoveel mogelijk synchroon lopen. Doen ze dat niet, dan raakt je biologische klok verstoord. Dit heeft invloed op je slaapkwaliteit, op je gemoedstoestand, op je energie op een dag. Op de lange termijn is er een risico op overgewicht en diabetes type 2. 

Wat hebben avondmensen nodig? Veel daglicht! 

Slide 10 - Tekstslide

Je droomt alleen tijdens je REM-slaap.
A
Ja, alleen als je niet diep slaapt droom je.
B
Nee, je droomt ook als je diep slaapt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is waar over de REM-slaap?
A
Hartritme en ademhaling zijn regelmatig.
B
Spieren zijn gespannen.
C
Verwerking van informatie vindt plaats.
D
Emotioneel herstel vindt plaats.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is waar over slaapfasen?
A
Je doorloopt ongeveer 7 slaapcycli.
B
Je lichaam herstelt zich vooral in de laatste slaapuren.
C
De REM-slaap duurt ongeveer 20 minuten.
D
Als je wilt uitslapen, doe dit dan minimaal 3 uur.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Verband tussen slaap en Alzheimer
Diepe slaap is nodig om het schadelijke Alzheimereiwit amyloid af te breken. 
Uit onderzoek blijkt dat in de diepe slaap het schadelijke eiwit daalt en in de lichte slaap dit eiwit toeneemt. 
Langdurig slecht slapen verhoogt het risico op Alzheimer, stelt dr. Claassen van Radboud. 

Slide 17 - Tekstslide

Paar feiten
Hardnekkige of herhaaldelijke slaapgerelateerde problemen die lijden veroorzaken of het functioneren belemmeren.
15% bij mannen en 32% bij vrouwen geven aan slaapproblemen te hebben.
Diagnose wordt gesteld met polysomnografisch onderzoek (slaapklinieken) en psychologische beoordeling en slaapdagboeken.
Dyssomnia’s (verstoringen van hoeveelheid, kwaliteit of timing) en parasomnia’s (verstoringen die plaatsvinden tijdens slaap of bij overgang tussen waken en slapen)
Bij mensen met een verstandelijke beperking komen slaapproblemen drie tot vijf maal vaker voor dan bij mensen zonder die beperking.

Slide 18 - Tekstslide

Kort uitzoeken
De docent verdeelt de slaapstoornissen over de groep. Zoek uit wat de slaapstoornis precies inhoudt en zet het in de wolk op de volgende dia. Zet er wel bij om welke slaapstoornis het gaat.  

Slide 19 - Tekstslide

Soorten slaapstoornissen
1) Insomnia (problemen met in slaap vallen, doorslapen of goede slaap)
2) Hypersomnolentiestoornis (extreme slaperigheid gedurende de dag)
3) Narcolepsie (plotseling slaapaanvallen, zonder waarschuwing, gaat samen met kataplexie, verlies van spierspanning)
4) Slaapgebonden ademhalingsstoornis (apneu)
5) Pavor nocturnus (nachtelijke paniekaanvallen die leiden tot abrupt ontwaken, komt vooral bij kinderen voor)
6) Somnambulisme (slaapwandelen)
7) Remslaapgedragsstoornis (naspelen van dromen, de benodigde verlamming ontbreekt; kan een vroeg teken van Parkinson zijn)
8) Nachtmerriestoornis

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste om te weten over deze slaapstoornis?

Slide 21 - Open vraag

Behandeling
  • Angstremmers zoals valium en oxazepam; deze versterken neurotransmitter GABA die activiteit in centrale zenuwstelsel dempt. Gevaar voor reboundverschijnselen bij stoppen. Verslavend effect, fysiologisch maar ook psychologisch. Daarom kort, lage dosis, in combinatie met CGT
  • Zolpidem lijkt even effectief, maar minder bijwerkingen te geven
  • Stimulantia bij narcolepsie of hypersomnia
  • Chirurgisch verwijden bovenste luchtwegen bij slaapapneu
  • CGT met stimuluscontrole bijvoorbeeld bed alleen leren associëren met slapen, ontspanningsoefeningen en rationele herstructurering (‘als ik niet goed slaap, functioneer ik de volgende dag niet’)

Slide 22 - Tekstslide

Verstandelijke beperking en behandeling
De oorzaak van de slaapproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking is veelal een stoornis in het melatonineritme. Die lichaamseigen stof is van belang voor het functioneren van de biologische klok.
Door een stoornis in de melatoninehuishouding werken normale slaapmiddelen bij mensen met een verstandelijke beperking niet of slecht. Het geneesmiddel melatonine werkt wel, mits goed toegediend.

AVG-arts Braam: “Meer dan de helft van de mensen met een verstandelijke beperking kan de stof niet goed afbreken. En het teveel dat dan ontstaat, zorgt ervoor dat de slaapproblemen terugkomen.”



Slide 23 - Tekstslide

Slaaptips

Slide 24 - Woordweb

Tips
  • Regelmatige slaap-waakcyclus
  • Bed alleen om te slapen
  • Vermijd ‘schermen’ 2 uur voor slapen
  • Als je na 20 minuten niet in slaap valt, ga dan naar een andere kamer om te ontspannen
  • Vermijd dutjes overdag
  • Vermijd piekeren, schrijf een belangrijk idee op
  • Doe ontspannende dingen voor slapen
  • Regelmatige lichaamsbeweging (niet direct voor slapen) kan slapen bevorderen
  • Vermijd cafeine en alcohol.
  • Vervang zelfondermijdende gedachten door rationele gedachten

Slide 25 - Tekstslide

Slaap medicatie
  • Probeer eerst andere interventies
  • Slaapmedicatie wordt voorgeschreven door de arts
  • Observeer de werking en het slaap-waakritme
  • Geeft de medicatie pas als de zorgvrager klaar is om te gaan slapen ( toilet is geweest, bed is in orde). 
  • Bij voorkeur kortdurend gebruik

Slide 26 - Tekstslide

Soorten slaapmedicatie
  1. Kortwerkende benzodiazepine
- Bij problemen met het in slaap komen.
- Beginnen meestal binnen 30 min te werken.

2. Langwerkende benzodiazepine
- Bij problemen met doorslapen.
- Deze medicijnen werken meestal na 1uur.

Slide 27 - Tekstslide

Bijwerkingen slaapmedicatie
De belangrijkste bijwerkingen zijn:
  • Slaperigheid, sufheid, vermoeidheid, verminderde coördinatie, spierzwakte, trager denken, afname gevoelens, maagdarmstoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, zweten, hartkloppingen, droge ogen, huiduitslag, jeuk en afhankelijkheid.​

Slide 28 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 29 - Woordweb

Slide 30 - Tekstslide