In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H1 & H2
Hoofdstuk 1 - Hoe welvarend ben jij?
Hoofdstuk 2 - Wat voor consument ben jij?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Prijsverschil berekenen in procenten:
(Prijs 1 - Prijs 2) : Prijs* x 100%
* De prijs van het product achter het woordje dan
Slide 3 - Tekstslide
Iphone 13: 849 euro Iphone 14: 1019 euro Hoeveel procent is de 14 duurder dan de 13?
A
20%
B
16,7%
C
83,3%
D
120%
Slide 4 - Quizvraag
Een broek kost bij de H&m €25,- Bij de Zara kost dezelfde broek €35,- Hoeveel procent is de Zara duurder dan H&M?
A
20%
B
28%
C
60%
D
40%
Slide 5 - Quizvraag
Weet je de verandering in procenten nog????
Verandering in procenten = (Nieuw - oud) : oud x 100
Slide 6 - Tekstslide
De benzineprijs per liter is in een week tijd gestegen van €1,80 naar €2,10. Bereken de toename in procenten. Rond af op één decimaal
A
14,3%
B
14,9%
C
16,7%
D
21,6%
Slide 7 - Quizvraag
In 2017 waren 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren er 8. Wat is de procentuele verandering?
A
25%
B
50%
C
75%
D
33,3%
Slide 8 - Quizvraag
Paragraaf 2
Waar heb je recht op?
Slide 9 - Tekstslide
Consumentenrecht(2.2)
Het consumentenrecht bestaat uit
wetten en regels die de consument beschermen bij aankopen.
Je hebt altijd recht op een deugdelijk product.
Slide 10 - Tekstslide
Wat betekent het recht op een "deugdelijk product"
A
Dat je minimaal 1 jaar garantie hebt
B
Dat je minimaal 2 jaar garantie hebt
C
Dat een product niet kapot mag gaan tijdens het gebruik
D
Dat een product bij normaal gebruik een bepaalde tijd mee moet gaan
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Je hebt een ondeugdelijk product ontvangen van een bedrijf via internet. Het bedrijf wilt zich niet aan de garantieregels houden. Waar kun je dan terecht?
A
De rechter
B
De politie
C
De consumentenbond
D
De geschillencommissie
Slide 13 - Quizvraag
Je koopt online een product via tweedehands.nl Geldt het consumentenrecht ook voor jou?
A
Ja
B
Nee
C
Dat ligt eraan wat je koopt
Slide 14 - Quizvraag
Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA
Slide 15 - Quizvraag
Je mag binnen 14 dagen het product terugbrengen naar de winkel
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 16 - Quizvraag
Producten moeten veilig zijn voor gebruik door de consument
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer je wasmachine lekt en ook je vloer beschadigt, kun je de kosten verhalen op de fabrikant.
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 18 - Quizvraag
Je mag een product van meer dan 50 euro dat je aan de deur gekocht hebt annuleren.
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 19 - Quizvraag
Paragraaf 3
Hoe wil je wonen?
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Wanneer je een huis huurt, bouw je vermogen op.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer je een huis huurt, kun je altijd huurtoeslag aanvragen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer je een huis koopt, betaal je alleen de verkoopprijs van het huis
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Bijkomende kosten bij het kopen van een huis (2.3)
Overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs)
Makelaarskosten
Kosten notaris
_________________________________________
= kosten koper(k.k.)
= ongeveer 5% van de koopprijs
Slide 25 - Tekstslide
Wie is eigendom van de sociale huurwoningen?
A
Woningcorporaties
B
De huurder
C
De notaris
D
De makelaar
Slide 26 - Quizvraag
Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop.
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen
Slide 27 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde.
Vraag naar woningen daalt
Stabiele woningmarkt, prijzen stijgen licht
Eigenaren moet huis verkopen
Huizenprijzen dalen
Economische crisis, veel werkloosheid
Slide 28 - Sleepvraag
Huur betalen valt onder?
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld.
C
Huishoudelijke uitgaven
D
Incidentele uitgaven
Slide 29 - Quizvraag
Welk bedrag betaal ik aan overdrachtsbelasting?
A
€8.800,-
B
€7.520,-
C
€24.450,-
D
€9.780,-
Slide 30 - Quizvraag
Hoe noem je een lening voor de aankoop van een huis?
A
Hypothecaire lening
B
Huurlening
C
Woz lening
D
Kooplening
Slide 31 - Quizvraag
Paragraaf 4
Wat doe jij voor het milieu?
Slide 32 - Tekstslide
Milieuschade
Consumptie veroorzaakt altijd milieuschade
Slide 33 - Tekstslide
Milieuschade
Slide 34 - Tekstslide
Welke kosten hangen af van het verbruik?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een vorm van milieuschade?
A
Luchtvervuiling
B
Plastic in zee
C
Verbruik van grondstoffen
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Hoeveel is het gezin in het voorbeeld hierboven kwijt aan energie?
A
€ 598,50
B
€ 1.834,30
C
€ 1.235,80
D
€ 691,90
Slide 38 - Quizvraag
Zonnepanelen leggen kost 4500 euro. De besparing per jaar is 415 euro. Bereken de terugverdientijd.
Slide 39 - Open vraag
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire behoeften?
A
Secundaire behoeften zijn fysieke behoeften, primaire behoeften zijn emotionele behoeften
B
Secundaire behoeften zijn duurder dan primaire behoeften
C
Primaire behoeften zijn essentieel voor overleving
D
Primaire behoeften zijn luxer dan secundaire behoeften
Slide 40 - Quizvraag
In welk rijtje staan alleen vaste lasten??
A
netflix abonnement – gas en elektra – huur
B
sport contributie – boodschappen-kleding
C
cadeautje– hypotheek – nieuwe wasmachine
D
terugbetaling lening – vakantie -verzekeringen
Slide 41 - Quizvraag
Met reclame wordt de aandacht gevraagd voor een product of dienst. Bij ........................ reclame is het doel om gegevens en de prijs van producten te noemen en toe te lichten.
A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame
C
Informatieve reclame
Slide 42 - Quizvraag
Welke organisatie is geen consumentenorganisatie?
A
Consumentenbond
B
Vereniging eigen huis
C
Google-reviews
D
Foodwatch
Slide 43 - Quizvraag
Welke van onderstaande beweringen is onjuist?
A
Consumentenorganisaties geven informatie over mijn rechten en plichten als consument