Les 6 - Woorden 1.3 en 2.3

Start van de les

- Je komt rustig binnen en legt je telefoon in de telefoontas.
- Je gaat zitten volgens de plattegrond van de mentor.
- Je pakt je boek, PEN/etui en schrift op tafel.
- Je zet je tas op de grond. 


Tijdens de les

- Als iemand aan het woord is, ben jij stil. 
- Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op. 
- Je volgt de aanwijzingen op van de docent. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Start van de les

- Je komt rustig binnen en legt je telefoon in de telefoontas.
- Je gaat zitten volgens de plattegrond van de mentor.
- Je pakt je boek, PEN/etui en schrift op tafel.
- Je zet je tas op de grond. 


Tijdens de les

- Als iemand aan het woord is, ben jij stil. 
- Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op. 
- Je volgt de aanwijzingen op van de docent. 

Slide 1 - Tekstslide

wat is een voorvoegsel?

Slide 2 - Open vraag

Lezen theorie
blz. 25

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het voorvoegsel?

verdienen

Slide 4 - Open vraag

noem het voorvoegsel:
inschakelen

Slide 5 - Open vraag

noem het voorvoegsel:
opstarten

Slide 6 - Open vraag

Wat is het voorvoegsel?

bekijken

Slide 7 - Open vraag

Maak een woord met een voorvoegsel

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent het voorvoegsel -on?

Slide 9 - Open vraag

Bedenk twee woorden met voorvoegsel 'on'

Slide 10 - Open vraag

het voorvoegsel wan betekent
A
opnieuw
B
verkeerd

Slide 11 - Quizvraag

Bedenk 1 woordje met voorvoegsel 'on' & achtervoegsel 'baar'
(dus 1 woord met voorvoegsel EN achtervoegsel)

Slide 12 - Open vraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
minibus
C
pizzabroodje
D
vloertegel

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel 'her-'
A
klein
B
opnieuw
C
niet
D
slecht

Slide 14 - Quizvraag

Bedenk 2 woorden met het voorvoegsel 'her'

Slide 15 - Open vraag

Noem een woord met het voorvoegsel 'mis'

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Het woord 'ongevoelig' heeft:
A
Alleen een voorvoegsel
B
Alleen een achtervoegsel
C
Zowel een voor- als achtervoegsel
D
Geen voor- of achtervoegsel

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
snelweg
B
vermindering
C
opgelost
D
inkoop

Slide 19 - Quizvraag

Het woord kostbaar heeft een achtervoegsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Instructie grondwoord
Een woord waarbij je een voorvoegsel of achtervoegsel kunt schrijven, heet een grondwoord
Bij sommige grondwoorden kun je een voorvoegsel éen een achtervoegsel schrijven:
on + gebruik(e) + lijk
on = voorvoegsel
gebruik(e) = grondwoord
lijk = achtervoegsel

Slide 21 - Tekstslide

PW Woorden 1.3 en 2.3
Vrijdag 27 september

Voor nu (+ huiswerk)
Oefenen en leren 1.3 en 2.3

Slide 22 - Tekstslide