Le passé composé van ww op -er: oefeningen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le passé composé

In deze LessonUp ga je zelf oefenen op de passé composé

le passé composé is...

1. de tegenwoordige tijd
2. de toekomende tijd
3. de verleden tijd

le passé composé bestaat uit...

1. één vervoegd werkwoord
2. één voltooid deelwoord
3. een vervoeging van avoir en een voltooid deelwoord

ik kan het werkwoord avoir vlot vervoegen

😒🙁😐🙂😃

Avoir

dit werkwoord 

is de basis om ook 

de passé composé 

te kunnen maken

AVOIR

in de volgende slides ga je het werkwoord avoir herhalen

er staat een onderwerp + avoir

jij noteert het onderwerp en de goede vervoeging van avoir

veel succes!

tu + avoir

nous + avoir

ils + avoir

u heeft

1. tu as
2. nous avons
3. vous avez
4. il a

jullie hebben

1. tu as
2. nous avons
3. vous avez
4. on a

ik heb

1. j'ai
2. je suis
3. tu es
4. tu as

le passé composé

twee delen

1) een vervoeging van avoir

2) een voltooid deelwoord

hoe maak je het voltooid deelwoord?

chanter --> chanté

je neemt het hele werkwoord

-er haal je eraf

je plaats -é in de plaats

demander --> demandé

vragen --> gevraagd

voltooid deelwoord

in de volgende slides ga je oefenen op het voltooid deelwoord

voltooid deelwoord van parler

voltooid deelwoord van danser

hoe zeg je in het Frans: "gegeten"
(het voltooid deelwoord van "eten")

hoe zeg je in het Frans: "gekeken"

Heb je de twee vorige slides vlot kunnen maken?

😒🙁😐🙂😃

even checken

- ik kan het werkwoord avoir vlot vervoegen

- ik kan het voltooid deelwoord vormen

Is het antwoord op beide vragen ja?

Dan kan je verder

Is het antwoord nee?

Dan moet je dat eerst onder de knie krijgen

nu gaan we een stapje verder

In de volgende slides 

duid je de goede vorm van de 

passé composé aan

je + fêter

1. j'ai fêter
2. j'ai fêté
3. je fêté
4. je fête

elle + chanter

1. elle chante
2. elle chanté
3. elle a chanté
4. elle a chanter

nous + danser

1. nous dansons
2. nous avons dansé
3. nous dansé
4. nous avons danser

en nu nog een klein stapje verder

hoe zeg je:
jij hebt gekeken

1. tu as regarder
2. tu as regardé
3. tu regardes
4. tu regarder

tu as regardé

tu regardes

tu regarder

jij hebt gekeken

jij kijken

jij kijkt

jullie hebben gegeten

1. vous avez manger
2. vous avez mangé
3. vous mangez

ik heb gezongen

1. j'ai chanté
2. je chanter
3. je chante
4. j'ai chanter

Félicitations! Tu as beaucoup travaillé!
Hoe ging het?

😒🙁😐🙂😃