Het bezittelijk voornaamwoord, Passé Composé

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Bezittelijk voornaamwoord 

Leerdoel

Een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans

Voorbeeld bezittelijk
vnw. in het Nederlands

Voorbeeld bezittelijk vnw.
in het Frans?

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

jouw spullen (mv)

1. ton affaires
2. tes affaires
3. ta affaires
4. mes affaires

zijn kamer (v)
Let op: het object bepaalt!

1. ses chambre
2. son chambre
3. ton chambre
4. sa chambre

onze klas (ev)

1. vos classe
2. notre classe
3. leurs classe
4. nos classe

mijn vriendin (v)
Let op: klinkers mogen niet botsen!

1. ma amie
2. mon amie
3. mes amies
4. mes amis

haar toekomst (m)
Let op: het object bepaalt!

1. ses avenir
2. son avenir
3. notre avenir
4. leur avenir

livres

sac à dos

trousse

mon

mes 

ta

secret

profs

récré

ma

leurs

son

C'est un tableau. C'est ______ (mijn) tableau.

Là-bas, il y a la chambre de mes parents. C'est ______ (hun) chambre.

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.

                             FR: J'ai mangé.

Het werkwoord hebben (avoir) +
het voltooid deelwoord die erbij hoort.

Wat is de passé composé?

J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst

Verleden tijd: passé composé 

Le passé composé met être

Je suis allé(e)

Tu es allé(e)

il est allé

elle est allée

Nous sommes allé(e)s

Vous êtes allé(e)(s)(es)

Ils sont allés

Elles sont allées

Alle vormen tussen haakjes geven aan dat het vrouwelijk  zijn, maar dat dit niet bekend is.

Bij avoir is dit niet zo!

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?

1. een
2. twee
3. drie

Passé composé

Présent

J'ai mangé

il parle

Ils ont acheté

je téléphone

vous avez dansé

nous écoutons

vous regardez

Tamara a marché

nous avons trouvé

on cherche

Elisa rencontre

tu as raconté

Met avoir: welke is juist?

1. Elle est dansé
2. Elle a dansé
3. Elle est dansée
4. Elle a dansée

Nu met être: Mon père ... (tomber).

1. tombé
2. a tombé
3. est tombé
4. est tombés

Vertaal: ik ben vertrokken

1. je suis parti
2. tu es parti
3. j'ai parti
4. il a parti

Wist je veel?

😒🙁😐🙂😃

À faire              Ch. 1

• Werkblad maken
• Slim stampen
• Praatt.nl (met oortjes)
• Een ander overhoren
• Ander vak afmaken

 Keuze tussen bovenstaande     |      20 minutes