Presentiebenadering

Presentiebenadering
Voorlichting over de presentiebenadering
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Presentiebenadering
Voorlichting over de presentiebenadering

Slide 1 - Tekstslide

Presentiebenadering

Slide 2 - Woordweb

Presentiebenadering
Een manier van werken die de relationele afstemming tussen
zorggever en cliënt als basis voor hulp en steun ziet.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Mevrouw A.

Slide 5 - Tekstslide

Wat zou jij doen als verpleegkundige?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Wat kenmerkt de presentiebenadering?
1. Sluit aan
2. Sta open
3. werk vanuit de relatie
4. verdiep je in de levenswereld van een ander
5. kijk verder
6. werk niet op routine
7. geen haast
8. je bent trouw

Slide 8 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij het aansluiten met de client?
A
Je stelt van tevoren een agenda vast en daar houd je je aan
B
je kijkt en luistert naar de ander, hierin ben je terughoudend.
C
je kijkt en luistert naar de ander, hierin ben je leidend in het gesprek.
D
je stelt van tevoren een agenda op en die gebruik je als leidraad

Slide 9 - Quizvraag

Aansluiten
1. Je sluit aan
Je sluit aan bij en stemt af op wat de ander
aandraagt en wat hem of haar bezighoudt.
Je kijkt en luistert eerst naar de ander:
wat speelt er voor hem/haar, wat vindt
hij/zij belangrijk? Je wacht eerst even af en
bent terughoudend.

De ander bepaalt wat op de agenda staat
en wat aan bod komt. Geen fixatie op
problemen, verborgen bedoelingen of
vooringenomenheid.

Slide 10 - Tekstslide

Wat moet je niet doen bij het openstellen naar een cliënt.

Slide 11 - Woordweb

Openstellen
2. Je staat open
Je kijkt zo open en onbevangen mogelijk
naar de ander. Daarbij ben je heel
behoedzaam, zodat je niet vanuit je
vak, je opleiding, je aannames of snelle
interpretaties denkt te weten hoe het zit.

Kijk voorbij de modellen en diagnoses,
vooroordelen, angst en gelijkhebberij;
probeer echt op een vrije, verwonderde
ontdekkingstocht te gaan, met de vraag:
Wie is deze persoon?

Slide 12 - Tekstslide

Hoe denk jij dat je het werken vanuit een relatie toe kan passen?

Slide 13 - Open vraag

Werken vanuit de relatie
3. Je werkt vanuit de relatie
Goede, passende zorg kun je alleen geven
als je een betekenisvolle relatie opbouwt
met de ander. Dat is ‘relationeel werken’.

Je probeert de ander echt te leren kennen
en je in hem/haar te verdiepen. Je zoekt de
ander op, je deelt wederzijds dingen met
elkaar en bouwt vertrouwen op. Vanuit wat
er op het spel staat voor de ander, leer je wie
je voor hem/haar kunt zijn en wat passende
hulp is.

Slide 14 - Tekstslide

Verdiepen in de leefwereld
4. Je verdiept je in de leefwereld van de ander 
Het verhaal is zoals de ander dat vertelt en beleeft. 
Je wilt de ander leren kennen: hoe leeft iemand? 
Hoe denkt iemand? Met wie gaat hij/zij om? 
Hoe was dat leven tot nu toe? En wat is daarin belangrijk? 

Door wat de ander aan de orde stelt, wordt de agenda bepaald.
 En... zoáls de ander het aan de orde stelt. 
Het verhaal wordt niet kleiner gemaakt, of onteigend. 

Slide 15 - Tekstslide

Waar zou je op moeten letten bij het verdiepen in de leefwereld?
A
Je past je taalgebruik aan aan de leerling
B
Je doet aannames om de leerling op weg te helpen in het gesprek
C
je vraagt naar gevoelens en gedachten
D
je bent oprecht geïntereseerd in de leerling

Slide 16 - Quizvraag

Je kijkt verder
5. Je kijkt verder Je bent niet alleen aanspreekbaar op één type vraag of probleem. 
Je gaat soms ook buiten de grenzen 
van je eigen vakgebied, als dat nodig is. 
Dat betekent niet dat je alles moet doen en kunnen. 

Je zorgt dat er ruimte en aandacht is voor wat er 
speelt en dat iemand er eventueel hulp bij krijgt.
 Je bent alert op wat iemand niet kan zeggen. 
Waar verlangt iemand naar? Wat staat er op het spel?

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zorg jij ervoor dat je verder kijkt?

Slide 18 - Tekstslide

Werk niet op routine
6. Je werkt niet enkel op routine 
Je doet geen dingen omdat je het altijd zo doet 
of ‘omdat het hier altijd zo gaat’.

 Als het maken van afspraken op een kantoor 
voor jouw cliënt niet goed werkt, 
dan moet je iets anders doen, 
bijvoorbeeld op huisbezoek gaan.
 Wat zou er anders kunnen,
 waardoor de ander zich beter geholpen, 
gehoord of gezien voelt?

Slide 19 - Tekstslide

Pas je tempo aan
7. Je past je tempo aan 
Je bent niet bezig met zo snel mogelijk je ding te 
doen of snel de vraag boven water te halen. 

Soms overlaad je mensen met vragen of met informatie. 
De ander kan zich daardoor overdonderd of niet gehoord voelen. 
Toets of je te snel of juist te langzaam gaat voor de ander. 
Volg het tempo en stem je eigen snelheid daar op af.

Slide 20 - Tekstslide

Waar zou jij op letten
bij het aanpassen van je
tempo?

Slide 21 - Woordweb

Blijf Trouw
8. Je bent trouw Je verlaat de ander niet. 
Juist kwetsbare mensen zijn het meest gebaat 
bij mensen die bij hen blijven, die trouw zijn, 
ook al zijn er zo veel problemen die niet opgelost 
kunnen worden. Juist dan is er iets wat mensen
 hard nodig hebben: iemand die er voor ze is, 
die hen en hun problemen kent en die waar 
het kan ondersteuning biedt. 

Betrokken blijven, in plaats van ze de rug toekeren, 
omdat ze geen hulpvraag hebben, te lastig zijn, 
hun beloften niet nakomen, te ingewikkeld en te afwijkend zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Waar vindt jij dat meer op
gelet kan worden binnen de organisatie
betreft de presentiebenadering?

Slide 23 - Woordweb

Hoe ga jij het toepassen?

Slide 24 - Tekstslide