Chapitre 3 klas 3V

Chapitre 3 
volgende
Grandes Lignes 3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3 
volgende
Grandes Lignes 3

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1
Maak de zinnen vragend zoals aangegeven: 
- door middel van est-ce que
- door middel van inversie (omkering onderwerp-persoonsvorm)
Vergeet niet je vraag af te sluiten met een vraagteken. 

Slide 2 - Tekstslide


Paul est bon en maths? (Maak op een andere manier vragend)

Slide 3 - Open vraag


Tu es fort en maths?
(gebruik: inversie = omkering)

Slide 4 - Open vraag


Elle trouve le français facile?
(gebruik GEEN inversie)

Slide 5 - Open vraag


Elle a un joli nom?
(Gebruik inversie)

Slide 6 - Open vraag


Vous partez en voyage.
(gebruik het vraagwoord «wanneer» )

Slide 7 - Open vraag


Il va souvent à Paris.
(gebruik: inversie = omkering)

Slide 8 - Open vraag


On parle Français où ?
(gebruik est-ce que en vergeet het vraagwoord niet).

Slide 9 - Open vraag

Opdracht 2
Vul de juiste vorm van de futur in van de werkwoorden tussen haakjes.

Slide 10 - Tekstslide


Nous (choisir) le français l'année prochaine.

Slide 11 - Open vraag


Il (réfléchir) à son avenir plus tard.

Slide 12 - Open vraag


Nous (prendre) le train demain.

Slide 13 - Open vraag


Il (aller) au lycée à vélo.

Slide 14 - Open vraag


Adèle et Emma ne (pouvoir) pas venir

Slide 15 - Open vraag


Elles (avoir) les photos en souvenir.

Slide 16 - Open vraag


Elles (être) demain à Paris.

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 3
Vertaal de zin naar het Frans.

Slide 18 - Tekstslide


Ik ben goed in wiskunde?

Slide 19 - Open vraag


Wat is je lievelingsvak?

Slide 20 - Open vraag


Zijn er andere verschillen?

Slide 21 - Open vraag


Wat is dat?

Slide 22 - Open vraag

Opdracht 4
Vocabulaire

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de betekenis van :
faire la grasse matinée?
A
koken
B
uitslapen
C
studeren

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
de bonne heure
A
vroeg
B
op tijd

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
être fort en
A
groot zijn
B
goed zijn in

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
la matière
A
het beroep
B
het vak

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent:
la formation
A
het beroep
B
de opleiding
C
de zin
D
het woord

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent
c'est pourquoi
A
dat is waar
B
dat is waarom
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent:
presque
A
misschien
B
bijna

Slide 30 - Quizvraag

Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll