3-24, M1F, volledige zinnen

Schrijf volledige zinnen met hoofdletters en punten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Schrijf volledige zinnen met hoofdletters en punten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning 
Min
Activiteit 
Nodig 
15
Voorlezen
-
15
Lesdoel en uitleg
Schrift, pen/potlood,
laptop
15
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen, laptop
5
Check lesdoelen + pauze
laptop
10
Ochtendjournaal
-
20
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen, laptop
10
Journaal/blooket
-

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan je volledige zinnen maken die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt.
Klaar!
Lees op deze site waarom hoofdletters en punten zo belangrijk zijn!

Slide 4 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de studenten wordt verwacht na de les.
Wat weet jij al over het schrijven van zinnen met hoofdletters en punten?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zin?
Een zin heeft in elk geval een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Lisa voetbalt.
Lisa voetbalt met haar vrienden.
Lisa heeft gisteren gevoetbald op het veldje in de buurt.

Slide 6 - Tekstslide

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Hoofdletter aan het begin
Elke zin begint met een hoofdletter.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Punt aan het einde
Elke zin eindigt met een punt.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Interpunctie
Interpunctie zijn leestekens zoals punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens.
In een boek staat veel interpunctie, anders begrijpen we niet wat de schrijver wil zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

Introduceer het concept van interpunctie en leg uit wat de verschillende leestekens betekenen.
Vraagzinnen
Vraagzinnen eindigen met een vraagteken.

Slide 10 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van vraagzinnen en leg uit hoe ze verschillen van gewone zinnen.
Uitroeptekens
Uitroeptekens worden gebruikt om een sterke emotie uit te drukken.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit wanneer uitroeptekens worden gebruikt en laat voorbeelden zien.
Oefening 1
Schrijf vijf zinnen die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt.

Klaar? Deel je zinnen met je elleboogpartner. Heeft die alles goed gedaan?

Slide 12 - Tekstslide

Geef de studenten de opdracht om vijf zinnen te schrijven die aan de vereisten voldoen en laat ze hun werk met elkaar delen.
Geef de volgende zin de juiste interpunctie: 'ik ben blij dat ik vandaag naar school ga'

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 4 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 5 en 6 van de kopietjes. Let op! Deze route kan alleen in tweetallen.
Oefen online via deze link: oefeningen.
Let op! Dit is voor de echte gevorderden!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef jezelf een score van 1-5 op hoe goed je bent in het schrijven van zinnen met hoofdletters en punten.
15

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 4 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 5 en 6 van de kopietjes. Let op! Deze route kan alleen in tweetallen.
Oefen online via deze link: oefeningen.
Let op! Dit is voor de echte gevorderden!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies