1C 28-11 Formuleren cursus 6 paragraaf 1

Volledige zinnen maken

Blz. 218

Eerst stillezen (alleen je leesboek op je tafel)
Welkom 1C
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Volledige zinnen maken

Blz. 218

Eerst stillezen (alleen je leesboek op je tafel)
Welkom 1C

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel deze les:
Aan het eind van de les kun je volledige zinnen maken met een onderwerp, een persoonsvorm en het juiste leesteken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volledige zinnen
Een onderwerp
Een persoonsvorm
Leesteken


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zin?
Een zin heeft in elk geval een persoonsvorm en een onderwerp.


Lisa voetbalt.
Lisa voetbalt met haar vrienden.
Lisa heeft gisteren gevoetbald op het veldje in de buurt.

Slide 4 - Tekstslide

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Hoofdletter aan het begin
Elke zin begint met een hoofdletter.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Punt aan het einde
Elke zin eindigt met een punt.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Interpunctie
Interpunctie zijn leestekens zoals punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens.
In een boek staat veel interpunctie, anders begrijpen we niet wat de schrijver wil zeggen.

Slide 7 - Tekstslide

Introduceer het concept van interpunctie en leg uit wat de verschillende leestekens betekenen.
Vraagzinnen
Vraagzinnen eindigen met een vraagteken.

Slide 8 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van vraagzinnen en leg uit hoe ze verschillen van gewone zinnen.
Uitroeptekens
Uitroeptekens worden gebruikt om een sterke emotie uit te drukken.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wanneer uitroeptekens worden gebruikt en laat voorbeelden zien.
Maak een zin met ...
hond en blaffen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met ...
dokter en zwemmen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin die eindigt op....
een punt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin die eindigt op....
een vraagteken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin die eindigt op....
een uitroepteken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1-5 in je schrift 
Klaar? Maak opdracht 6 in je schrift. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies