3-27, MH1D, zinnen correct begrenzen

Gebruik voegwoorden en leestekens om een zin correct te begrenzen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Gebruik voegwoorden en leestekens om een zin correct te begrenzen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning 
Min
Activiteit 
Nodig 
10
Lezen
Leesboek
5
Lesdoel en herhaling voegwoorden
Schrift, aantekeningen vorige les, pen/potlood,
laptop
20
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen, laptop
5
Check lesdoelen
Laptop
10
Jeugdjournaal

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan je voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.
Klaar!
Lees op deze site waarom hoofdletters en punten zo belangrijk zijn!

Slide 4 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de studenten wordt verwacht na de les.
Wat weet jij al over het schrijven van zinnen met voegwoorden en leestekens?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zin?
Een zin heeft in elk geval een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, uitroepteken of vraagteken.


Lisa voetbalt.
Lisa voetbalt met haar vrienden.
Lisa heeft gisteren gevoetbald op het veldje in de buurt.

Slide 6 - Tekstslide

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Hoofdletter aan het begin
Elke zin begint met een hoofdletter.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Punt aan het einde
Elke zin eindigt met een punt.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Interpunctie
Interpunctie zijn leestekens zoals punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens.
In een boek staat veel interpunctie, anders begrijpen we niet wat de schrijver wil zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

Introduceer het concept van interpunctie en leg uit wat de verschillende leestekens betekenen.
Voegwoorden
Kleine woordjes die we gebruiken om zinnen aan elkaar te voegen. Ze kunnen soms ook aan het begin van een zin staan.
Amy versiert de woonkamer, want haar broer is morgen jarig.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.
Klaar!
Voegwoorden geven ook belangrijke verbindingen aan. Lees daar over op deze site:

Slide 10 - Tekstslide

Introduceer het concept van interpunctie en leg uit wat de verschillende leestekens betekenen.
Oefening 1
Schrijf vijf zinnen die beginnen met een hoofdletter, eindigen met een punt en waar 1 voegwoord in staat.
Klaar? Deel je zinnen met je elleboogpartner. Heeft die alles goed gedaan?

Slide 11 - Tekstslide

Geef de studenten de opdracht om vijf zinnen te schrijven die aan de vereisten voldoen en laat ze hun werk met elkaar delen.
Geef de volgende zin de juiste interpunctie: 'Als Roos de trein moet halen vergeet ze soms haar fiets op slot te zetten'

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 4 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 5, 6 en 7 van de kopietjes. Let op! Opdracht 7 doe je in tweetallen.
Oefen online via deze link: oefeningen.
timer
20:00
Klaar!
Schrijf een fantasieverhaal in Word. Kies één van de drie rijtjes en laat alles terugkomen in je verhaal. Schrijf een verhaal van ongeveer 300 woorden en let op spelling en zinsopbouw.

1. tovenaar - olifant - irritatie - brug - appelboom - deurmat - gevoelig - schaar
2. tandenstoker - bankbiljet - mysterieus - dierenwinkel - lekke band - experiment - pizza - bel
3. ballon - heggenschaar - gebocheld - vurige liefde - oma - wrat - toverspreuk - toeter

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef jezelf een score van 1-5 op hoe goed je bent in het schrijven van zinnen met voegwoorden en interpunctie.
15

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies