In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Woordenschat:
Ontdek en leer nieuwe woorden!
In deze les gaan we nieuwe woorden ontdekken
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je nieuwe woorden ontdekken en deze op de juiste manier gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Leg aan het begin van de les uit wat het leerdoel is en waarom het belangrijk is om een goede woordenschat te hebben.
Wat weet je al over woordenschat?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is woordenschat?
Woordenschat zijn alle woorden die je kent en begrijpt, zowel in gesproken als geschreven taal.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat woordenschat betekent en waarom het belangrijk is om een goede woordenschat te hebben.
Waarom is woordenschat belangrijk?
Een goede woordenschat helpt je om beter te communiceren, te begrijpen wat je leest en te leren.
Slide 5 - Tekstslide
Bespreek de voordelen van het hebben van een goede woordenschat en waarom het belangrijk is om nieuwe woorden te leren.
Hoe leer je nieuwe woorden?
Je kunt nieuwe woorden leren door te lezen, te luisteren en te praten met anderen. Ook kun je woorden opzoeken in een woordenboek of op internet.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit hoe leerlingen nieuwe woorden kunnen leren en geef voorbeelden van hoe ze dit kunnen doen.
Betekenis raden
Soms kun je de betekenis van een woord raden door naar de context van de zin te kijken. Bijvoorbeeld: 'Ik kan enorm genieten van esthetische aspectenvan iets. Ik maak graag dingen mooi en wil er zelf ook goed uitzien.'
Wat zou de betekenis zijn van esthetische aspecten?
Slide 7 - Tekstslide
Geef leerlingen een voorbeeld van hoe ze de betekenis van een woord kunnen raden door naar de context te kijken en laat ze zelf ook oefenen.
Oefenen met nieuwe woorden
Pak nu je tekst erbij.
Omcirkel VIJF woorden in de tekst waarvan je niet de betekenis weet.
Slide 8 - Tekstslide
Geef leerlingen de opdracht om met nieuwe woorden te oefenen door ze te gebruiken in zinnen, verhalen of bij het maken van opdrachten.
Schrijf bij elk woord onderstaande uit
De zin waarin het woord voorkomt, zodat je de context kent.
Mijn kennis van het woord op grond van de context.
De betekenis uit het woordenboek.
Een synoniem, antoniem (tegenstelling) of afbeelding van het woord.
Slide 9 - Tekstslide
Geef leerlingen de opdracht om met nieuwe woorden te oefenen door ze te gebruiken in zinnen, verhalen of bij het maken van opdrachten.
Herhalen en blijven leren
Herhaal regelmatig de woorden die je hebt opgeschreven. Zo blijf nieuwe woorden leren om je woordenschat te verbeteren. Maar ook door het lezen van een boek of krant.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit hoe belangrijk het is om regelmatig te herhalen en nieuwe woorden te blijven leren om je woordenschat te verbeteren.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.