In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Meester van de Woorden
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat het betekent om woordenschat op niveau 3F te beheersen en kun je enkele strategieën toepassen om je eigen woordenschat te verbeteren.
Slide 2 - Tekstslide
Leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zouden moeten kunnen en hoe ze daarvoor moeten werken.
Wat is niveau 3F?
Niveau 3F betekent dat je woordenschat hebt die geschikt is voor gemiddelde tot complexe teksten. Dit niveau is vereist voor verschillende examens en toetsen.
Slide 3 - Tekstslide
Leg uit wat niveau 3F is en wat de leerlingen zouden moeten weten om het te behalen.
Waarom is woordenschat belangrijk?
Woordenschat is belangrijk omdat het je helpt beter te begrijpen wat je leest en hoort. Het kan ook helpen bij het schrijven en spreken.
Slide 4 - Tekstslide
Laat de leerlingen nadenken over waarom woordenschat belangrijk is en vraag hen om voorbeelden te geven.
Hoe kun je je woordenschat verbeteren?
Je kunt je woordenschat verbeteren door veel te lezen, nieuwe woorden op te zoeken en door te oefenen met het gebruik van deze woorden in zinnen.
Slide 5 - Tekstslide
Geef de leerlingen enkele strategieën om hun woordenschat te verbeteren en laat hen voorbeelden geven van hoe ze deze strategieën kunnen toepassen.
Contextuele aanwijzingen
Contextuele aanwijzingen zijn aanwijzingen in een tekst die kunnen helpen bij het begrijpen van de betekenis van een woord.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit wat contextuele aanwijzingen zijn en geef enkele voorbeelden uit een tekst.
Synoniemen en antoniemen
Synoniemen zijn woorden met dezelfde betekenis, terwijl antoniemen woorden zijn met tegengestelde betekenissen. Deze kunnen helpen bij het begrijpen van de betekenis van een onbekend woord.
Slide 7 - Tekstslide
Geef enkele voorbeelden van synoniemen en antoniemen en laat de leerlingen oefenen met het vinden van synoniemen en antoniemen voor gegeven woorden.
Prefixen en suffixen
Prefixen zijn woorddelen die voor een woord worden geplaatst en de betekenis ervan veranderen, terwijl suffixen woorddelen zijn die achter een woord worden geplaatst en de betekenis veranderen. Deze kunnen helpen bij het begrijpen van de betekenis van een onbekend woord.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat prefixen en suffixen zijn en geef enkele voorbeelden. Laat de leerlingen oefenen met het gebruik van prefixen en suffixen om nieuwe woorden te maken.
Raad het woord
Laat de leerlingen in groepen werken en geef elke groep een onbekend woord. Laat elke groep contextuele aanwijzingen, synoniemen en antoniemen, en prefixen en suffixen gebruiken om te raden wat het woord betekent.
Slide 9 - Tekstslide
Geef instructies over hoe de leerlingen in groepen kunnen werken en hoe ze hun antwoorden kunnen presenteren.
Woord van de dag
Kies elke dag een nieuw woord om te leren en bespreek de betekenis en het gebruik ervan in de klas.
Slide 10 - Tekstslide
Geef instructies over hoe de leerlingen het woord van de dag kunnen gebruiken om hun eigen woordenschat te verbeteren.
Woordspelletjes
Speel woordspelletjes zoals scrabble, woordzoeker of woordmemory om de woordenschat van de leerlingen te verbeteren.
Slide 11 - Tekstslide
Geef enkele voorbeelden van woordspelletjes die geschikt zijn voor de leeftijd van de leerlingen en leg uit hoe ze kunnen worden gespeeld.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.