In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
oefentoetsje planten
Slide 1 - Tekstslide
Wat stelt 10 voor?
A
Reducenten
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Resten van dode planten
Slide 2 - Quizvraag
Bedenk een onderzoek waarbij je gedrag van planten kan onderzoeken.
Slide 3 - Open vraag
Wat stelt 6 voor?
A
Fotosynthese
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Dode planten
Slide 4 - Quizvraag
Welke stikstofverbinding is het meest bruikbaar voor planten?
A
Stikstofgas
B
Ammonium
C
Ammoniak
D
Nitraat
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het substraat bij de dissimilatie?
A
Chloroplast
B
CO2
C
Glucose
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels
Slide 6 - Quizvraag
houtvaten zijn voor
A
anorganische transport
B
organische transport
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 7 - Quizvraag
Wordt door het verstoppen van de houtvaten het transport van water geremd? En wordt het transport van mineralen geremd?
A
Het transport van water en van mineralen wordt niet geremd.
B
Alleen het transport van water wordt geremd.
C
Alleen het transport van mineralen wordt geremd.
D
Zowel het transport van water als van mineralen wordt geremd.
Slide 8 - Quizvraag
A
houtvaten in stengel
B
houtvaten in wortel
C
bastvaten in stengel
D
bastvaten in wortel
Slide 9 - Quizvraag
Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming
Slide 10 - Quizvraag
Waardoor ontstaat 'worteldruk'?
A
Doordat de houtvaten een klein volume hebben
B
door osmose in endodermiscellen
C
door verdamping in blad
D
door osmose in bastvaten
Slide 11 - Quizvraag
Komt in alle organen voor en bestaat voornamelijk uit transportvaten (hout- en bastvaten)
A
Dekweefsel
B
Vaatweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
Slide 12 - Quizvraag
Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater
Slide 13 - Quizvraag
welke bewering is waar?
A
uit cambium ontstaan meer houtcellen dan bastcellen
B
cambium zorgt voor primaire diktegroei
C
bastvaten zitten in de kern , houtvaten dicht bij de bast van de boom
D
hoe verder van de kern van de stam, des te ouder het hout
Slide 14 - Quizvraag
veel struiken mag je niet in het voorjaar snoeien vanwege het risico op 'doodbloeden'. Wat is de verklaring
A
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in bastvaten niet te stoppen
B
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in bastvaten niet te stoppen
C
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in houtvaten niet te stoppen
D
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in houtvaten niet te stoppen
Slide 15 - Quizvraag
Houtvaten liggen in jaarringen
A
Kruidachtige stengels
B
Houtachtige stengels
C
Zowel kruidachtige als houtachtige stengels
D
Houtvaten liggen nooit in jaarringen
Slide 16 - Quizvraag
Waar liggen de nieuwste jaarringen?
1
2
A
Op locatie 1, aan de binnenkant van de stam
B
Op locatie 2, aan de buitenkant van de stam
Slide 17 - Quizvraag
Mergstralen worden veroorzaakt door en zorgen voor
A
scheuren in hout; stevigheid
B
diktegroei;
stevigheid
C
diktegroei; watertransport
D
scheuren in hout;
watertransport
Slide 18 - Quizvraag
heterotrofe organismen doen ook aan C-assimilatie
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
Uit welke twee reacties bestaat fotosynthese?
A
lichtreactie en dissimilatie
B
energievorming en calvincyclus
C
lichtreactie en calvincyclus
D
energievorming en dissimilatie
Slide 20 - Quizvraag
tweeslachtige bloem is?
A
een bloem met stamper en stempel
B
een bloem met meeldraad en stuifmeelkorrel
C
een bloem met stamper en eicel
D
een bloem met stamper en meeldraad
Slide 21 - Quizvraag
Er staan twee rozenstruiken naast elkaar. Eén is rood, de ander is geel. Een bij vliegt eerst naar een rode roos en daarna, met stuifmeel van deze roos, naar een andere rode roos. Dit is:
A
Kruisbestuiving
B
Geen bestuiving
C
Zelfbestuiving
Slide 22 - Quizvraag
auxine wordt geproduceerd in...
A
topmeristeem in wortel en stengel
B
topmeristeem in wortel, stengel en okselknop
C
topmeristeem in stengel
Slide 23 - Quizvraag
In de gehele plant is een concentratie auxine van 1 mg/L.
Wegnemen van de eindknop zorgt ervoor dat ...
A
de okselknop gaat uitlopen
B
de wortel gaat groeien
C
de okselknop gaat uitlopen én de wortel gaat groeien