B1-B5 herhaling Thema 5: Planten
1 / 46
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
dekcellen
xyleem
floeem
cambium
parenchym
Slide 2 - Sleepvraag
dekcellen
xyleem
floeem
parenchym
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is de beperkende
factor bij verlichtings-
sterkte 4?
factor bij verlichtings-
sterkte 4?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
licht
Slide 4 - Quizvraag
Welk deel van het plaatje bestaat uit houtvaten?
A
Q
B
R
C
S
Slide 5 - Quizvraag
Welke bewering is waar?
A
houtvaten bevatten celkernen
B
de secundaire celwanden bevatten lignine
C
bastvaten bevatten geen dwarsverbanden
D
bastvaten bevatten celkernen
Slide 6 - Quizvraag
Welke bewering is waar?
A
uit cambium ontstaan meer houtcellen dan bastcellen
B
cambium zorgt voor primaire diktegroei
C
bastvaten zitten in de kern , houtvaten dicht bij de bast van de boom
D
hoe verder van de kern van de stam, des te ouder het hout
Slide 7 - Quizvraag
Vormt de buitenzijde van een plant en beschermt tegen waterverlies en infecties:
A
Vaatweefsel
B
Dekweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
Slide 8 - Quizvraag
Komt in alle organen van planten voor en bestaat voornamelijk uit transportvaten (hout- en bastvaten)
A
Dekweefsel
B
Vaatweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
Slide 9 - Quizvraag
Meristeem is...
A
de plek waar groei plaatsvindt
B
de plek waar fotosynthese plaatsvindt
C
de plek waar water wordt opgenomen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is cambium?
A
Een periode in de evolutie
B
Een cirkelvormige laag in bladeren
C
Een cirkelvormige laag in wortels
Slide 11 - Quizvraag
Houtvaten zijn voor
A
anorganische transport
B
organische transport
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 12 - Quizvraag
Hoe groeit cambium?
1. naar binnen; 2. naar buiten; 3. naar opzij
1. naar binnen; 2. naar buiten; 3. naar opzij
A
alleen 1 is juist
B
alleen 2 is juist
C
alleen 3 is juist
D
alle drie zijn juist
Slide 13 - Quizvraag
Wat houdt een jaarring in?
A
licht voorjaarshout + donker zomerhout
B
donker voorjaarshout + licht herfsthout
C
licht voorjaarshout + donker herfsthout
D
donker zomerhout + licht herfsthout
Slide 14 - Quizvraag
Waar liggen de
nieuwste jaarringen?
nieuwste jaarringen?
1
2
A
Op locatie 1, aan de binnenkant van de stam
B
Op locatie 2, aan de buitenkant van de stam
Slide 15 - Quizvraag
Wordt door het verstoppen van de houtvaten het transport van water geremd? En wordt het transport van mineralen geremd?
A
Het transport van water en van mineralen wordt niet geremd.
B
Alleen het transport van water wordt geremd.
C
Alleen het transport van mineralen wordt geremd.
D
Zowel het transport van water als van mineralen wordt geremd.
Slide 16 - Quizvraag
Welk proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater
Slide 17 - Quizvraag
Water stroomt naar de centrale cilinder van de wortel want...
A
Ψ is daar hoger door hoge osm. waarde
B
Ψ is daar hoger door druk
C
Ψ is daar lager door hoge osm. waarde
D
Ψ is daar lager door druk
Slide 18 - Quizvraag
Waar in het bastvat moet de Ψ hoger zijn?
A
Bij de source
(meestal blad)
B
Bij de sink
(meestal de wortels)
Slide 19 - Quizvraag
Er komt strooizout in de berm terecht. Wat gebeurt er met de wateropname door de wortels van de bermplanten?
A
Groter want de Ψs van het grondwater stijgt.
B
Groter want de Ψs van het grondwater daalt
C
Kleiner want de Ψs van het grondwater stijgt
D
Kleiner want de Ψs van het grondwater daalt
Slide 20 - Quizvraag
heterotrofe organismen doen ook aan C-assimilatie
A
goed
B
fout
Slide 21 - Quizvraag
Wat stelt 6 voor?
A
Fotosynthese
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Dode planten
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het substraat bij de dissimilatie?
A
Chloroplast
B
CO2
C
Glucose
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels
Slide 23 - Quizvraag
Hoeveel zuurstof
produceert de
plant bij 4 lux?
produceert de
plant bij 4 lux?
A
200 ml/uur
B
400 ml/uur
C
600 ml/uur
D
800 ml/uur
Slide 24 - Quizvraag
Er staan twee rozenstruiken naast elkaar. Eén is rood, de ander is geel. Een bij vliegt eerst naar een rode roos en daarna, met stuifmeel van deze roos, naar een andere rode roos. Dit is:
A
Kruisbestuiving
B
Geen bestuiving
C
Zelfbestuiving
Slide 25 - Quizvraag
Een tweeslachtige bloem is:
A
een bloem met stamper en stempel
B
een bloem met meeldraad en stuifmeelkorrel
C
een bloem met stamper en eicel
D
een bloem met stamper en meeldraad
Slide 26 - Quizvraag
Bloemen bevatten nectarkliertjes
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 27 - Quizvraag
Bloemen hebben grote meeldraden en stempels die vaak buiten de bloem hangen
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 28 - Quizvraag
Bloemen hebben stempel en meeldraden in de bloem zitten
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 29 - Quizvraag
Bloemen hebben vaak felgekleurde kroonbladeren
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 30 - Quizvraag
Bloemen produceren licht stuifmeel
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 31 - Quizvraag
Bloemen hebben vaak groene, kleine kroonbladeren
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 32 - Quizvraag
Bloemen produceren veel stuifmeel
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 33 - Quizvraag
Bloemen zijn vaak geurend
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 34 - Quizvraag
Bloemen produceren ruw en kleverig stuifmeel
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 35 - Quizvraag
auxine wordt geproduceerd in...
A
topmeristeem in wortel en stengel
B
topmeristeem in wortel, stengel en okselknop
C
topmeristeem in stengel
Slide 36 - Quizvraag
De auxine concentratie is het hoogste aan de schaduwkant van de stengeltop
A
juist
B
onjuist
Slide 37 - Quizvraag
Hoe komt het dat stengels in de richting van de zon groeien?
A
zonlicht zorgt voor minder auxine, hierdoor groeit de schaduwkant van de stengel harder dan de zonkant
B
zonlicht zorgt voor meer auxine, hierdoor groeit de zonkant van de stengel harder dan de schaduwkant
C
zonlicht zorgt voor minder auxine, hierdoor groeit de zonkant van de stengel harder dan de schaduwkant
D
zonlicht zorgt voor meer auxine, hierdoor groeit de schaduwkant van de stengel harder dan de zonkant
Slide 38 - Quizvraag
Een wortel die in de grond groeit noemen we
A
positief fototroop, positief geotroop
B
negatief fototroop, negetief geotroop
C
positief fototroop, negatief fototroop
D
negatief fototroop, positief geotroop
Slide 39 - Quizvraag
In welke laag zal de hoogste bruto primaire productie per vierkante millimeter plaatsvinden?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 40 - Quizvraag
Op temperatuur T, wat gebeurt er met het drooggewicht van de plant.
A
Neemt toe
B
Blijft gelijk
C
Neemt af
Slide 41 - Quizvraag
Je geeft plant 1 alleen licht met een golflengte van 480nm en plant 2 alleen licht met een golflengte van 550nm. Van welke plant verwacht je dat die sneller groeit?
A
Plant 1
B
Plant 2
C
Beide planten groeien even snel
D
Beide planten groeien helemaal niet
Slide 42 - Quizvraag
Slide 43 - Video
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Hoe noemen we deze vorm van symbiose?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
D
Vraat
