hoe verder van de kern van de stam, des te ouder het hout
B
cambium zorgt voor primaire diktegroei
C
bastvaten zitten in de kern , houtvaten dicht bij de bast van de boom
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welke bewering is waar?
A
hoe verder van de kern van de stam, des te ouder het hout
B
cambium zorgt voor primaire diktegroei
C
bastvaten zitten in de kern , houtvaten dicht bij de bast van de boom
Slide 1 - Quizvraag
Meristeem is...
A
de plek waar groei plaatsvindt
B
de plek waar fotosynthese plaatsvindt
C
de plek waar water wordt opgenomen
Slide 2 - Quizvraag
Vormt de buitenzijde van een plant en beschermt tegen waterverlies en infecties:
A
Vaatweefsel
B
Dekweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
Slide 3 - Quizvraag
Komt in alle organen van planten voor en bestaat voornamelijk uit transportvaten (hout- en bastvaten)
A
Dekweefsel
B
Vaatweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
Slide 4 - Quizvraag
Wat is cambium?
A
Een periode in de evolutie
B
Een ringvormig meristeem
Slide 5 - Quizvraag
Houtvaten zijn voor
A
anorganische transport
B
organische transport
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 6 - Quizvraag
Hoe groeit cambium? 1. naar binnen; 2. naar buiten; 3. naar opzij
A
alleen 1 is juist
B
alleen 2 is juist
C
alleen 3 is juist
D
alle drie zijn juist
Slide 7 - Quizvraag
Wat houdt een jaarring in?
A
licht voorjaarshout + donker zomerhout
B
donker voorjaarshout + licht herfsthout
C
licht voorjaarshout + donker herfsthout
D
donker zomerhout + licht herfsthout
Slide 8 - Quizvraag
Waar liggen de nieuwste jaarringen?
1
2
A
Op locatie 1, aan de binnenkant van de stam
B
Op locatie 2, aan de buitenkant van de stam
Slide 9 - Quizvraag
Wordt door het verstoppen van de houtvaten het transport van water geremd? En wordt het transport van mineralen geremd?
A
Het transport van water en van mineralen wordt niet geremd.
B
Alleen het transport van water wordt geremd.
C
Alleen het transport van mineralen wordt geremd.
D
Zowel het transport van water als van mineralen wordt geremd.
Slide 10 - Quizvraag
Welk proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een lage osmotische waarde in het grondwater
Slide 11 - Quizvraag
Wat stelt 6 voor?
A
Fotosynthese
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Dode planten
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het substraat bij de dissimilatie?
A
Chloroplast
B
CO2
C
Glucose
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel zuurstof produceert de plant bij 4 lux?
A
200 ml/uur
B
400 ml/uur
C
600 ml/uur
D
800 ml/uur
Slide 14 - Quizvraag
Er staan twee rozenstruiken naast elkaar. Eén is rood, de ander is geel. Een bij vliegt eerst naar een rode roos en daarna, met stuifmeel van deze roos, naar een andere rode roos. Dit is:
A
Kruisbestuiving
B
Geen bestuiving
C
Zelfbestuiving
Slide 15 - Quizvraag
Bloemen bevatten nectarkliertjes
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 16 - Quizvraag
Bloemen hebben grote meeldraden en stempels die vaak buiten de bloem hangen
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 17 - Quizvraag
Bloemen produceren veel stuifmeel
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 18 - Quizvraag
Bloemen produceren ruw en kleverig stuifmeel
A
Windbloemen
B
Insectenbloemen
Slide 19 - Quizvraag
De auxine concentratie is het hoogste aan de schaduwkant van de stengeltop
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Een wortel die in de grond groeit noemen we
A
positief fototroop, positief geotroop
B
negatief fototroop, negetief geotroop
C
positief fototroop, negatief fototroop
D
negatief fototroop, positief geotroop
Slide 21 - Quizvraag
Fotosynthese is een vorm van assimilatie. In de voortgezette assimilatie maken planten al hun eigen stoffen. Naast CO2 en water moeten planten daarom nog meer stoffen opnemen. Welke zijn dat? En waar komen ze vandaan?
A
Mineralen uit de lucht
B
Zuurstof uit de lucht
C
Koolhydraten uit de bodem
D
Mineralen uit de bodem
Slide 22 - Quizvraag
Het vocht van de Reuzenberenklauw kan (in UV-licht) brandblaren veroorzaken. Dit is:
A
Mechanische afweer
B
Chemische afweer
C
Specifieke afweer
D
Algemene afweer
Slide 23 - Quizvraag
In de brandharen van brandnetels zit o.a. histamine. Wat doet histamine ook alweer in je lichaam?
A
Niets
B
Het zorgt voor activering van Tc-cellen
C
Het veroorzaakt bloedvatverwijding en jeuk
D
Het veroorzaakt bloedvat-vernauwing en koorts
Slide 24 - Quizvraag
Op welke verteringsenzymen hebben plantenstoffen zoals caffeïne effect?
A
Op verteringsenzymen van dieren
B
Op verteringsenzymen van planten
C
Op verteringsenzymen van schimmels
D
Op verteringsenzymen van bacteriën
Slide 25 - Quizvraag
Caffeïne bindt op de actieve plaats van verteringsenzymen. Wat is daarvan de invloed op de enzymwerking?