Chap 2 Bijvoeglijk naamwoord klas 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Het bijvoeglijk naamwoord

Wat is het bijv. nw. ook alweer?

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:

- De mooie dag
- Mijn broer is groot.
- De rode auto.
- De tafel is schoon.

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?

1. blauw
2. blond
3. lief
4. auto

Nederlands

In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Regel

De regel is dus als volgt:

- Bij man. ev. komt er niets bij

- Bij vr. ev. komt er –e bij

- Bij man. mv. komt er –s bij

- Bij vr. mv. komt er –es bij

Voorbeeld:

Geef de juiste vorm.

petit - vrouwelijk enkelvoud

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Geef de juiste vorm.

noir - mannelijk meervoud

1. noir
2. noire
3. noirs
4. noires

Geef de juiste vorm.

blond - vrouwelijk meervoud

1. blond
2. blonde
3. blonds
4. blondes

Geef de juiste vorm.

vert - mannelijk enkelvoud

1. vert
2. verte
3. verts
4. vertes

Wat is het Franse woord voor "verdrietig"?

1. calme
2. triste
3. drôle
4. sympa

Hoe zeg je:
Sophie is verdrietig.

1. Sophie est trist.
2. Sophie est tristee.
3. Sophie est triste.
4. Sophie est tristes.

Wat is het Franse woord voor "grijs"?

1. noir
2. vert
3. gris
4. gras

Hoe zeg je: "de grijze haren"?
Les cheveux (m mv) _________________

1. gris
2. grise
3. grises
4. griss

Waar hoort de uitgang bij?

Mannelijk enkelvoud

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

-ES

-E

-S

-X (niks)

Vertaal: Marie is mooi.
Marie est _______________________

1. belles
2. beau
3. beaux
4. belle

Vertaal: Mijn opa is oud.
Mon grand-père est __________________

1. vieux
2. vieille
3. vieu
4. vieilles

Vertaal: Mijn bril is nieuw.
Mes lunettes (v mv) sont _____________

1. nouveau
2. nouvelle
3. nouveaux
4. nouvelles

(grote)
Elles vont à une _______ école _______

1. une grande école
2. une école grande
3. une grand école
4. une école grand

(oude)
J'ai un _____ prof ________

1. un prof vieux
2. un prof vieille
3. un vieux prof
4. un vieille prof

(sportief)
C'est un ________ garçon ________

1. un garçon sportif
2. un garçon sportive
3. un sportif garçon
4. un sportive garçon

Tips!

Tip: let op aanwijzingen in de zin.

1. Lidwoorden:
Le = mannelijk enkelvoud   
La = vrouwelijk enkelvoud
L' = enkelvoud (kan man. en vr. zijn: zoek op in je voca lijst welke vd 2 het is)     
Les = meervoud (kan man. en vr. zijn: zoek op je in voca lijst welke vd 2 het is) 
Un = mannelijk enkelvoud
Une = vrouwelijk enkelvoud

mannelijk enkelvoud

vrouwelijk enkelvoud

mannelijk meervoud

vrouwelijk meervoud

une

un

la

l'

mon

mes

les

ma

le

NL	Mnl.ev.	Vrl.ev.	Mnl.mv	Vrl.mv
Mooi
Oud
Nieuw

Beau

Vieilles

Nouveaux

Belles

Vieille

Kies de juiste vorm:
Les .........sacs (nieuw) (M. MV )

1. nouveau
2. nouvelles
3. nouvelle
4. nouveaux

Kies de juiste vorm:
Mon ...........grand-père (oude)

1. vieux
2. vieille
3. vieilles
4. vieu

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)

1. grande
2. grand
3. grandes
4. grands

Kies de juiste vorm:
Les voitures (v) sont (groen)

1. vertes
2. verte
3. vert
4. verts

Ik begrijp het!

😒🙁😐🙂😃