klas 3 Grammaire

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voca  leren!
Voca A+B    =        hoofdstuk 1, 2,3  

Staat in classroom =  Quizlet  + blooket   

Slide 2 - Tekstslide

Le pronom possesif
                             mannelijk                 vrouwelijk            meervoud
Mijn                       mon                               ma                       mes
Jouw                     ton                                 ta                          tes
Zijn/haar             son                                 sa                         ses
ons/onze            notre                             notre                   nos
jullie/uw              votre                             votre                    vos
hun                        leur                                leur                      leurs

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan!
1. Zoek uit welk bezittelijk voornaamwoord je moet weten (mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, hun)
2. Kijk in welk rijtje deze voorkomt
3. Is het woord achter  het bezittelijk voornaamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud?
4. Pas het juiste bezittelijke voornaamwoord toe

Slide 4 - Tekstslide

Klinkerbotsing en stomme h
Is er sprake van klinkerbotsing of een stomme h?
Dan gebruiken we de mannelijke vorm ( mon, ton, son )

Mijn vriendin is aardig - Ma amie (v) est sympa
Klinkerbotsing!  Dus -> Mon amie est sympa

Slide 5 - Tekstslide

C'est ... père.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 6 - Quizvraag

(hun) ... plage (v)
A
leurs
B
notre
C
votre
D
leur

Slide 7 - Quizvraag

(hun) ... chats sont très mignons.
A
vos
B
nos
C
leur
D
leurs

Slide 8 - Quizvraag

c'est (onze) .............. hond
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 9 - Quizvraag

onze ouders
A
notre parents
B
nuss parents
C
onz parents
D
nos parents

Slide 10 - Quizvraag

c'est (hun)________ ami
A
leurs
B
sleur
C
leur
D
luer

Slide 11 - Quizvraag

voilà (uw)................vêtements
A
vos
B
voi
C
votre
D
wu

Slide 12 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het bijv. nw. ook alweer?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:

- De mooie dag
- Mijn broer is groot.
- De rode auto.
- De tafel is schoon.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?

A
blauw
B
blond
C
lief
D
auto

Slide 15 - Quizvraag

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 16 - Tekstslide

Regel
De regel is dus als volgt:
- Bij man. ev. komt er niets bij
- Bij vr. ev. komt er –e bij
- Bij man. mv. komt er –s bij
- Bij vr. mv. komt er –es bij

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld:

Slide 18 - Tekstslide

Geef de juiste vorm.

petit - vrouwelijk enkelvoud
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 19 - Quizvraag

Geef de juiste vorm.

noir - mannelijk meervoud
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 20 - Quizvraag

Geef de juiste vorm.

blond - vrouwelijk meervoud
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 21 - Quizvraag

Geef de juiste vorm.

vert - mannelijk enkelvoud
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het Franse woord voor "verdrietig"?
A
calme
B
triste
C
drôle
D
sympa

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Sophie is verdrietig.
A
Sophie est trist.
B
Sophie est tristee.
C
Sophie est triste.
D
Sophie est tristes.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het Franse woord voor "grijs"?
A
noir
B
vert
C
gris
D
gras

Slide 25 - Quizvraag

Hoe zeg je: "de grijze haren"?
Les cheveux (m mv) _________________
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Waar hoort de uitgang bij?
Mannelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
-ES
-E
-S
-X (niks)

Slide 28 - Sleepvraag

Vertaal: Marie is mooi.
Marie est _______________________
A
belles
B
beau
C
beaux
D
belle

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal: Mijn opa is oud.
Mon grand-père est __________________
A
vieux
B
vieille
C
vieu
D
vieilles

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal: Mijn bril is nieuw.
Mes lunettes (v mv) sont _____________
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 31 - Quizvraag

(grote)
Elles vont à une _______ école _______
A
une grande école
B
une école grande
C
une grand école
D
une école grand

Slide 32 - Quizvraag

(oude)
J'ai un _____ prof ________
A
un prof vieux
B
un prof vieille
C
un vieux prof
D
un vieille prof

Slide 33 - Quizvraag

(sportief)
C'est un ________ garçon ________
A
un garçon sportif
B
un garçon sportive
C
un sportif garçon
D
un sportive garçon

Slide 34 - Quizvraag

Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.

1. Lidwoorden:
Le = mannelijk enkelvoud   
La = vrouwelijk enkelvoud
L' = enkelvoud (kan man. en vr. zijn: zoek op in je voca lijst welke vd 2 het is)     
Les = meervoud (kan man. en vr. zijn: zoek op je in voca lijst welke vd 2 het is) 
Un = mannelijk enkelvoud
Une = vrouwelijk enkelvoud


Slide 35 - Tekstslide

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
une
un
la
l'
mon
mes
les
ma
le

Slide 36 - Sleepvraag

NL
Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mnl.mv
Vrl.mv
Mooi

Oud

Nieuw
Beau
Vieilles
Nouveaux
Belles
Vieille

Slide 37 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm:
Les .........sacs (nieuw) (M. MV )
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 38 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Mon ...........grand-père (oude)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 39 - Quizvraag

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Slide 40 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 41 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures (v) sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 42 - Quizvraag

Je comprends ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Stencil maken!
Klaar?   Quizlet voca A + B oefenen!

Slide 44 - Tekstslide

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses
D
ta

Slide 45 - Quizvraag