Woordenschat - Overdrijving en ironie

Cursus 4, paragraaf 2
Ironie en woordgrap
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cursus 4, paragraaf 2
Ironie en woordgrap

Slide 1 - Tekstslide

                      Leerdoelen
                                                  
                                                        Je leert een overdrijving en ironie 
                                                         herkennen en begrijpen en je 
                                                        herkent een woordgrap.

Slide 2 - Tekstslide

Ironie
een vorm van spot,  waarbij je het tegenovergestelde zegt van wat je eigenlijk bedoelt

Yes, het weekend is weer voorbij!

Slide 3 - Tekstslide

Woordgrap
een  woordencombinatie die een komisch effect veroorzaakt


Scheikunde = scheitkunde

Slide 4 - Tekstslide

Overdrijving
iets veel erger maken dan het is


Ik verveel me dood! 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 7 - Quizvraag

Is hier sprake van ironie of overdrijving?

'Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 8 - Quizvraag

Vader die zou koken en met pizza's thuiskomt....
Moeder: 'Goed gekookt, schat.'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 9 - Quizvraag

Kunnen we snel eten? Ik sterf van de honger.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quizvraag

Is hier sprake van ironie of overdrijving?

'Wat een goede hulp ben jij!’, zei de moeder, toen haar zoontje de emmer met sop omgooide.
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 11 - Quizvraag

De regen komt met bakken uit de hemel vallen
A
ironie
B
overdrijving

Slide 12 - Quizvraag

Welk taalmiddel is gebruikt?
'Schiet nou toch eens op! Ik sta al uren te wachten!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 13 - Quizvraag

Welk taalmiddel is hier gebruikt?
'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 14 - Quizvraag

'Je klets met de oren van het hoofd!'
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 15 - Quizvraag

Welk taalmiddel is hier gebruikt?
'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 16 - Quizvraag

'Overdrijving' is figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een overdrijving?
A
iets wat extra opvalt door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
B
iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken.

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
Cursus 4 (Taal)
Paragraaf 2 (ironie en woordgrap)
Opdracht 1 tot en met 5
(dit is ook het huiswerk voor de volgende les)


Slide 19 - Tekstslide