week 49: structuur en verbanden (1c)

Deze week
Les 1: start uitleg lezen: structuur en verbanden (1c)
Les 2: leestekst
Les 3: lezen + herhalen 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze week
Les 1: start uitleg lezen: structuur en verbanden (1c)
Les 2: leestekst
Les 3: lezen + herhalen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Je kunt de structuur in een tekst herkennen en verbanden in een tekst vinden en benoemen. 
- voor we beginnen, bespreken so - 

1. Uitleg + oefeningen tussendoor 
2. Samen oefenen
3. Weektaak
4. Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
- Ik weet wat een alinea is
- Ik weet hoe ik structuur aanbreng in een tekst
-Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk de advertentie

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het
belangrijkste doel
van deze advertentie?
A
adviseren
B
overtuigen
C
tot handelen aansporen
D
waarschuwen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe breng je structuur aan in een tekst?

Slide 6 - Open vraag

STRUCTUUR
Maakt je tekst leesbaar
1. titel
2. inleiding 
3. kern / alinea's / tussenkopjes
4. slot 

Slide 7 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 8 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Verbinden zinnen of alinea’s met elkaar.


Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s.


 Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.

Slide 9 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je (al?)

Slide 10 - Open vraag

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 11 - Tekstslide

Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, verder is zij een filmliefhebber.
A
Tegenstellend
B
Opsomming
C
Chronologisch

Slide 12 - Quizvraag

Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend

Slide 13 - Quizvraag

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch

Slide 14 - Quizvraag

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 15 - Quizvraag

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?

Slide 17 - Open vraag

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Toelichtend
Opsommend
Bijvoorbeeld
Zoals
Verder
Ook

Slide 18 - Sleepvraag

We maken 3
1. een LEGO-handleiding
2. een billboard van LEGO langs te weg
3. een reportage over de arbeidsomstandigheden bij LEGO
4. een museumtekst over de geschiedenis van LEGO
5. een discussie waarin gesteld wordt dat het bouwen met LEGO goed is voor de ontwikkeling van kinderen

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 20 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 21 - Open vraag

Deze les
Je kunt de structuur in een tekst herkennen en verbanden in een tekst vinden en benoemen.  

1.  Keuzeopdracht: schrijven /  lezen (zelfstandig)
2. Je gaat aan de slag met opdracht 8 t/m 13  (samen) 

Zodat je een tekst beter begrijpt en beter kunt beoordelen (is deze tekst betrouwbaar?) 

Slide 22 - Tekstslide

Keuzeopdracht 
Kies uit de volgende 2 opdrachten: 

1. Je gaat een tekst schrijven waarin je let op de structuur en de verbanden 

2. Er staat een tekst online zonder structuur, jij gaat die structuur aanbrengen.

Voor: wat wil je leren?
Tijdens: hoe gaat de opdracht, ben je op schema?
Na: ben je tevreden met wat je hebt gedaan, waarom wel of niet?

Je vindt beide opdrachten op It's Learning en daar lever je ze uiterlijk morgen ook in. 
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Weektaak les 1C
Verhalen door de tijd 1C, blz. 16 oefenboek
Maak gezamenlijk:
1, 3 t/m 13 
OF 
Maak je keuzeopdracht en lever die in 




Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag 
Verhalen door de tijd 1B
Maak opdracht:
8 t/m 13

Klaar? 
Kijk na



timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.


Slide 26 - Tekstslide

Welkom!
Stillezen
Pak je leesboek en ga stillezen 
timer
30:00

Slide 27 - Tekstslide

Maak een mindmap
Zet de hoofdpersoon in het midden. 
Schrijf op wat je allemaal weet over die hoofdpersoon. 
5 minuutjes, zelfstandig. 
Wissel daarna met elkaar uit. 

Slide 28 - Tekstslide