Repetition to be/have got/alphabet 2A

Hello!!





Phone in the phonebag? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hello!!





Phone in the phonebag? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Tekstslide

Today:

1. Grammar:
to be, have got, alphabet
2. Get to work!
3. Activity 


Goals (at the end of this lesson...) :

- Heb je in het Engels gepraat.
- Heb je geoefend met de grammatica van unit 1
- Heb je de stof van unit 1 herhaald.
- Heb je goed meegedaan.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een werkwoord ook al weer?
A
Iets wat je kunt doen
B
Iets wat vroeger zo was maar nu niet meer
C
Een persoon

Slide 3 - Quizvraag

Een werkwoord kan verschillende vormen aannemen (denk aan am / are / is). Hiervoor kijk je naar...
A
De hoofdletters
B
Het onderwerp (wie / wat)
C
Wanneer het gebeurde

Slide 4 - Quizvraag

Het werkwoord 'to be' betekent...
A
werken
B
doen
C
gaan
D
zijn

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoord 'to be'
I
you / we / you / they
He / she / it
am
are
is

Slide 6 - Sleepvraag

Maak van deze bevestigende zin (+) een ontkennende zin (-):
I am happy.

Slide 7 - Open vraag

Vertaal de zin. Gebruik de goede vorm van het werkwoord 'to be':
Jij bent boos.

Slide 8 - Open vraag

Sofia is my girlfriend.
Waardoor zou je 'Sofia' kunnen vervangen?
A
I
B
You
C
He
D
She

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 
1. Vertel hoe je heet.
2. Vertel dat je niet Engels bent.
3. Vertel waar je vandaan komt.
4. Vertel hoe oud je vader is.
5. Vertel hoe oud je moeder is.
6. Vertel wie je vrienden zijn.
Tell your classmate(s) something about yourself. Take turns.

- Groepjes van 2 (/3).
- Iedereen geeft antwoord.
- In het Engels.
- Gebruik 'to be'.
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de Nederlandse vertaling van het werkwoord 'have got'?

Slide 11 - Open vraag

I / you/ we / you / they
A
have got
B
has got

Slide 12 - Quizvraag

he / she / it
A
have got
B
has got

Slide 13 - Quizvraag

Maak van de volgende bevestigende zin (+) een vragende zin (?):
You have got a pen.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal de zin. Gebruik de goede vorm van het werkwoord 'have got':
Zij heeft een vriendje.

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 33
Stel de vragen aan elkaar. Verzin zelf ook nog twee vragen.



Have you got…

  1. a friend?
  2. any sisters?
  3. lessons today?
  4. Ms Demir for English?
  5. bread for lunch?
  6. an iPhone?

Example:
* Have you got a friend?
- Yes, I've got a friend. 
- No, I haven't got a friend.



timer
3:00
- 1 iemand stelt de vragen
- 1 iemand geeft antwoord
- Ruil daarna van rol
- Zelfde groepjes

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Welk woord spel ik?

Slide 18 - Open vraag

Welk woord spel ik?

Slide 19 - Open vraag

Welk woord spel ik?

Slide 20 - Open vraag

Welke letter in het Engels rijmt er op 'red'?

Slide 21 - Open vraag

Vertaal de volgende twee zinnen naar het Engels:
Wij zijn vrienden.
Zij hebben een hond.

Slide 22 - Open vraag

Yeah you did it! 

Slide 23 - Tekstslide